This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Examentraining
examen nask2 2019 1e tijdvak
Slide 1 - Slide
1. Welke algemene naam is van toepassing op waterstof?
A
niet metaal
B
metaal
C
edelgas
D
halogeen
Slide 2 - Quiz
2.
Slide 3 - Open question
3. Welke scheidingsmethode wordt gebruikt bij het verwerken van aardolie tot brandstoffen
A
extraheren
B
indampen
C
filtreren
D
destilleren
Slide 4 - Quiz
4.Een voorbeeld van een brandstof is benzine. Geef de naam van twee andere brandstoffen die uit aardolie kunnen worden verkregen.
Slide 5 - Open question
5. Geef de vergelijking van de volledige verbranding van thiofeen.
Slide 6 - Open question
6. Welk van de onderstaande zuren kan in het milieu uit de verbrandingsproducten van thiofeen ontstaan?
A
salpeterzuur
B
waterstofchloride
C
waterstofperoxide
D
zwavelzuur
Slide 7 - Quiz
7.Welke gegevens ontbreken in de vergelijking van reactie 1?
A
2 H
B
2 H+
C
2 H2
D
4 H
Slide 8 - Quiz
8. Geef de rationele naam van H2S.
Slide 9 - Open question
8. Bereken hoeveel kg zwavel maximaal kan ontstaan uit 15 kg thiofeen (C4H4S).
Slide 10 - Open question
9. Van welke stof(fen) is de lijn in het diagram van Jan onjuist? Neem onderstaande tabel over en kies steeds uit 'juist' of 'onjuist'.
Slide 11 - Open question
10.Een stof die gebruikt wordt als stikstofbron is ammoniumnitraat. Geef de formule van ammoniumnitraat.
Slide 12 - Open question
11. 'Superfosfaat' is een kunstmest die de atoomsoort fosfor bevat. Deze kunstmest bestaat onder andere uit Ca(H2PO4)2, dat is opgebouwd uit calciumionen en diwaterstoffosfaationen. Wat is de formule van het diwaterstoffosfaation?
A
H2PO4 -
B
H2PO4 2–
C
H2PO4 3–
D
H2PO4 4-
Slide 13 - Quiz
12. Wat is de notatie van de oplosbare zinkdeeltjes die in POKON® UNIVERSEEL PLANTENVOEDSEL aanwezig zijn?
A
Sn (aq)
B
Sn2+ (aq)
C
Zn (aq)
D
Zn2+ (aq)
Slide 14 - Quiz
13. Bereken hoeveel gram kaliumionen aanwezig is in het flesje POKON®. de inhoud van het flesje is 500 mL, 710 g. Gebruik hierbij ook de informatie op het etiket.
Slide 15 - Open question
14.Welk deeltje reageert in reactie 1 als base?
A
H2O
B
K+
C
K2O
D
OH-
Slide 16 - Quiz
15.Wordt bij het optreden van reactie 1 de pH van de vloeistof hoger, lager of blijft deze gelijk?