Les 2

Van mavo naar havo - Les 2
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

Van mavo naar havo - Les 2

Slide 1 - Slide

Waarom deze lessen?
  • Je hebt laten zien meer aan te kunnen dan de mavo
  • Er is een (grote) kans dat je volgend jaar mag instromen in havo 2
  • In de havo/vwo brugklassen hebben ze enkele onderwerpen of onderdelen geleerd die jij niet in je mavo/havo brugklas hebt geleerd
  • Zo ga je goed voorbereid en zonder achterstand havo 2 in! 

Slide 2 - Slide

Te bespreken onderwerpen
  • Prepositions (voorzetsels)
  •  Comparisons (as ......... as)
  • Question tags
  • Short answers

  • Extra nadruk op de werkwoordsvormen
  • Hogere verwachtingen bij het maken van opdrachten

Slide 3 - Slide

Question tags
What are tags?
Tags zijn korte vraagjes waarmee je om bevestiging vraagt aan de luisteraar.
In het Nederlands is dit bijvoorbeeld “Toch?” of “vind je niet?”
Bijvoorbeeld: Owen woont in Zoetermeer, toch?

Dit bestaat ook in het Engels!


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Practise with Question Tags! (1)
Write down the tag question for the following sentences:
1. She can’t act very well, ………………………
2. Your dad isn’t really old yet, …………………
3. I can easily do this, …………………
4. The doctors are well-trained, …………….
5. The pilot isn’t a nice man, …………………..
6. This woman makes a lot of money, …………………..

Slide 9 - Slide

Anwers (1)
1. can she
2. is he
3. can't I
4. aren't they
5. is he
6. doesn't she

Slide 10 - Slide

Practise with Question Tags
Write down the tag question for the following sentences:
1. She is from a small town in China, ………
2. They aren’t on their way already, ………
3. Julia didn't win the match, …………
4. The weather can change quickly, …………
5. He isn’t very handsome, …………
6. You like chocolate very much, ………….
7.  We should go to class, …………..
8. Tess and Sofie have long hair, …………….

Slide 11 - Slide

Anwers (2)
1. isn't she?
2. are they?
3. did she?
4. can't it?
5. is he?
6. don't you?
7. shouldn't we?
8. haven't they?

Slide 12 - Slide

Short answers
Engelse short answers zijn te vergelijken met de onderstaande Nederlandse voorbeelden:

Heb jij een kat? - Ja, die heb ik/ Ja, die dat klopt.
Kan jij jongleren? - Ja, dat kan ik / Ja, dat klopt.
Is het al vier uur? - Nee, dat is het niet .

De Engelse taal ik een beleefde taal! Daarom is alleen ja of nee zeggen onbeleefd in het Engels


Slide 14 - Slide

Short answers - How to use
Je short answer bestaat uit "yes" or "no", een komma, het persoonlijke voornaamwoord van het onderwerp en het hulpwerkwoord in de juiste vorm

Is she single? - Yes, she is.
Can the Eagles win tonight? - No, they can't.
Has the doctor finished his surgery yet? - No, he/she hasn't.

Slide 15 - Slide

Practise with Short Answers
Answer the following questions using short answers.
1. Does Linda read books? (-)
2. Has she got a brother? (-)
3. Is this your pencil? (+)
4. Does she play chess? (+)
5. Can they visit us tonight? (+)
6. Are you and your dad going by bus? (-)

Slide 16 - Slide

Practise with Short Answers
1. No, she doesn't.  / No, she does not.
2. No, she hasn't / No, she has not.
3. Yes, it is.
4. Yes, she does.
5. Yes, they can.
6. No, we aren't / No, we are not.

Slide 17 - Slide

Verder oefenen met short answers


https://quizizz.com/admin/quiz/635128431f1ac9001ed2d2f5?source=quiz_share

Slide 18 - Slide