septième cours- 16 mai 2022

1 / 47
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Klassenregels
We werken rustig samen in de klas.
We respecteren elkaar. We lachen elkaar niet uit en respecteren elkaars mening en antwoorden.
Tijdens het maken van de opdrachten zijn we rustig bezig en gaan we niet kletsen met klasgenoten.
We doen actief mee met de les, we leggen de telefoons dan ook in de telefoontas.
We steken onze vinger op als we iets willen zeggen en/of vragen.
We geven het aan onze docente aan wanneer ons iets dwars zit.
We laten elkaar uitpraten.
We eten en drinken niet in het klaslokaal (behalve in de pauzes).
We storen niet bewust de les (door bijvoorbeeld propjes te gooien of door de klas te schreeuwen)

Slide 3 - Slide

Buts
Aan het eind van dit lesuur...., kan je:
  • Een gesprek over gezondheid begrijpen
  • Woordjes gebruiken die te maken hebben met gezondheid
  • Een artikel over mobieltjes op school begrijpen
  • Woordjes begrijpen die te maken hebben met de gezondheid
  • Kun je vertellen dat je ziek bent en waar je last van hebt.
  •  Kun je iets schrijven over jezelf
  • Weet je hoe je de ontkenning gebruikt.






Slide 4 - Slide

Planning lesuur
Bilan maken (20 minuten)
Oefeningen uit de methode via Lesson Up maken (30 minuten)
Korte pauze (5 minuten)
Uitleg over de ontkenning en oefeningen in Lesson Up (20 minuten)
Schrijfopdracht (19a,19b en 19c WB blz.24 en 25) (15 minuten)




Slide 5 - Slide

timer
25:00

Slide 6 - Slide

tête
malade
aspirine
pharmacie
fièvre
ventre

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Slide

's ochtends
's avonds
's middags
blij
boos
verdrietig
vrolijk
niet lekker
goed

Slide 9 - Drag question

Welke zinnen horen bij dit fragment (v) en welke niet (x)?
Julie regarde une série
Julie a un problème
Le père de Julie téléphone
Julie a rendez-vous à l'hôpital
À la fin, Julie est moins malade.
Le père de Julie va à la pharmacie

Slide 10 - Drag question

Waarom kan Julie geen serie kijken?
A
Haar abonnement is verlopen
B
Haar computer doet het niet
C
Ze heeft geen internetverbinding

Slide 11 - Quiz

Wat heeft de vader van Julie gedaan voordat hij naar zijn werk ging?
A
Hij heeft de laptop van Julie laten vallen
B
Hij heeft de laptop van Julie meegenomen
C
Hij heeft het internet afgesloten

Slide 12 - Quiz

Met wie heeft de vader van Julie een afspraak gemaakt?

A
de docent wiskunde
B
de monteur
C
de huisarts

Slide 13 - Quiz

Wat besluit Julie te gaan doen? Ze besluit om…

A
een serie te gaan kijken
B
met vrienden af te spreken
C
naar school te gaan

Slide 14 - Quiz

Wie krijgt uiteindelijk zijn/haar zin?

A
De vader van Julie
B
niemand
C
Julie

Slide 15 - Quiz

page 17

Slide 16 - Slide

Wat is waar over het telefoongebruik op Franse scholen?

A
Je mag je telefoon alleen gebruiken op het schoolplein
B
Je mag je telefoon alleen gebruiken tijdens de pauze
C
Je mag je telefoon helemaal niet gebruiken op school

Slide 17 - Quiz

Wat staat er in de tekst over de “text neck”?

A
Het brengt de veiligheid van kinderen in gevaar
B
Het is schadelijk voor de groei van het lichaam
C
Veel Franse kinderen hebben hier last van

Slide 18 - Quiz


Wat is waar over Élio?
A
Hij heeft begrip voor het nieuwe schoolbeleid
B
Hij kan niet zonder zijn mobieltje
C
Hij ziet ook voordelen van de nieuwe regels

Slide 19 - Quiz

Wat is waar over Mathilde?
A
Ze raakt gestresst zonder haar telefoon
B
Ze kan prima zonder haar telefoon
C
Ze ziet veel voordelen van het nieuwe schoolbeleid

Slide 20 - Quiz

J'ai mal à                                      
Voorbeelden:
J'ai mal à la tête
Tu as mal à l'oreille
Elle a mal au pied
Nous avons mal aux genoux
Ils ont mal aux fesses
avoir mal à

Slide 21 - Slide

J'ai mal à la .... v
J'ai mal au ... m
J'ai mal à l' ... klinker/h
J'ai mal aux ...... mv

Slide 22 - Slide

Vertaal:
Ik heb rugpijn

Slide 23 - Open question

Vertaal:
Ik heb keelpijn

Slide 24 - Open question

Le corps
La tête
La main
Le bras
La jambe
le pied
Le visage
Le ventre

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

j'ai fait de la boxe
j'ai été à un concert
j'ai eu trois heures de maths

Slide 27 - Drag question

Opdracht
Schrijf in het Frans in hele zinnen over:
  1.     wat er gebeurd is, waar de persoon pijn heeft
  2.   wanneer ze een afspraak heeft bij de huisarts.
  3.  wat ze niet kan doen.

Gebruik hiervoor de phrases clés op blz.42
Zet je antwoord in een word-document of in je schrift en typ het daarna in Lesson Up (volgende slide)

Slide 28 - Slide

Lever hier je antwoord in:

Slide 29 - Open question

Een mogelijk antwoord is:
Elle est malade
Elle a mal à la tête et au ventre.
Elle a 40 de fièvre.
 Elle ne peut rien manger et elle ne peut pas dormir.
Elle a rendez-vous lundi à 14 heures.



Slide 30 - Slide

Pauze
timer
5:00

Slide 31 - Slide

De ontkenning
OPLICHTER
O=onderwerp
P= persoonsvorm/alle werkwoorden in de zin
L= lijdend voorwerp
R= rest

Dit betekent dat de persoonsvorm (het eerste werkwoord in de zin) altijd na het onderwerp komt in een franse zin

Slide 32 - Slide

Wat is dan de persoonsvorm in deze zin?
Mon père aime le fromage.
A
père
B
fromage
C
mon
D
aime

Slide 33 - Quiz

Wat is dan de persoonsvorm in deze zin?
Demain, il va acheter son fromage au supermarché
A
demain
B
il
C
va
D
acheter

Slide 34 - Quiz

De ontkenning
Mooi, nu weet je de persoonsvorm te vinden.
Ne.... pas --> niet/geen

Om een ontkenning te maken zet je 'ne' voor de persoonsvorm en 'pas' erachter.
Dus: je suis  (pv) malade = ik ben ziek
Ontkennend: je ne suis pas malade = ik ben niet ziek

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Maak de zin ontkennend, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Mon père aime le fromage.

Slide 37 - Open question

Maak de zin ontkennend, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Mais c’est cher.

Slide 38 - Open question

Slide 39 - Slide

Maak de zin ontkennend met nooit, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Nous allons à la plage

Slide 40 - Open question

Maak de zin ontkennend met niet meer, begin met een hoofdletter en eindig met een punt
De zin: Ils vont manger au restaurant le weekend

Slide 41 - Open question

Schrijfopdracht deel 1
OPDRACHT 19A (BLZ.24 IN WB.B), SCHRIJF DE ZINNEN IN JE WB OP:
  • Schrijf zeven zinnen over jezelf in het Frans (over familie, huis, vakantie, school, kleding, sport)
  • Gebruik de ontkenning minimaal drie keer.
  • Vier zinnen moeten waar zijn en drie zinnen moeten niet waar zijn.

LET OP:  tijdens de schrijftoets moet je dit ook kunnen, zonder hulp van een vertaalprogramma. Zorg er dus voor dat je het zelf schrijft

Slide 42 - Slide

Schrijfopdracht deel 2
OPDRACHT 19B EN 19C (BLZ 25)
  • Lees de zeven zinnen van jouw buur.
  • Noteer achter iedere zin of die vrai of faux is
  • Als de zin faux is, verbeter hem dan
  • Vul het feedbackformulier op blz. in voor jouw buur.

Slide 43 - Slide

Au travail
Fais exercice 19a, 19b et 19c dans le livre B.


timer
15:00

Slide 44 - Slide

Devoirs
Apprendre: Vocabulaire A + B, Phrases clés C et Grammaire D (blz.40,42,43 WB.B)

Slide 45 - Slide

5 mots du cours

Slide 46 - Mind map

Comment tu as trouvé le cours?
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll