This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
POËZIE
Slide 1 - Slide
Wat weet je tot nu toe over poëzie?
Slide 2 - Mind map
Lees het gedicht
Slide 3 - Slide
Dit gedicht vind ik...
Heel leuk
Wel grappig
Stom
Iets anders
Slide 4 - Poll
POËZIE IS OVERAL
Slide 5 - Slide
Wat wist je nog niet en weet je nu wel na het kijken van het filmpje?
Slide 6 - Mind map
https:
Slide 7 - Link
Zoals dansen mooi wandelen is, is poëzie mooi denken
Eens
Oneens
Slide 8 - Poll
Welke rijmvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht
Slide 9 - Quiz
Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht
Slide 10 - Quiz
Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht
Slide 11 - Quiz
Welke dichtvorm is dit?
A
Enjambement
B
Eindrijm
C
Alliteratie
D
Vormgedicht
Slide 12 - Quiz
Poëzie - rijmsoorten
Slide 13 - Slide
Kenmerken van gedichten
Uiterlijke vorm:
- Regels zijn kort
- Veel wit om de regels heen
Vaak:
Soms:
- Sommige woorden hebben meerdere betekenissen
- Sommige woorden worden herhaald
- Opbouw in strofen
- De woorden aan het eind van de regels rijmen
- Klank is belangrijk
Slide 14 - Slide
Strofe
De regels in een gedicht noem je versregels.
De versregels die in groepjes bij elkaar staan noem je een strofe.
Vergelijk een strofe van een gedicht met
een alinea van een tekst.
Elke strofe heeft een deelonderwerp.
Slide 15 - Slide
Wat moet je doen bij het voordragen van een gedicht?
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
In het vormgedicht is de vorm van groot belang voor de inhoud. De inhoud van dit gedicht wordt door de vorm ervan uitgebeeld. Dus als ik een gedicht schrijf in de vorm va een giraffe, dan moet het gedicht ook over een giraffe gaan.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Rijm is een extra muziekaal stukje van taal
Eens
Oneens
Slide 19 - Poll
In de Middeleeuwen rijmden gedichten omdat niet iedereen pen en papier had en een gedicht op rijm makkelijker te onthouden was.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
EINDRIJM
Op twee slakken
Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren.
Ten slotte kwam geheel ontdaan
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
'Mijn broer is uit de bocht gevlogen.'
uit: 'De peperbek', 1966.
Slide 21 - Slide
RIJMSCHEMA
Een dichter hanteert vaak een volgorde voor zijn rijmwoorden binnen een strofe, dit wordt een rijmschema genoemd.
aabb cc
Elke rijmklank heeft een letter als symbool.
De klank in de eerste regel krijgt de letter a
als symbool, de volgende rijmklank krijgt b
als symbool. Et cetera.
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Beginrijm: voorrijm
Voorrijm:
Epikurisch feestgezang
Ruisende wanden, en schittrende zalen,
Bruisende bekers en ramlende schalen,
Blinkende toortsen in flonkrend kristal,
Klinkende kelken en jubelgeschal!
Schaatrende buien van lachen en zingen,
Klaatrende stromen en kurken aan ’t springen;
Spreien van dons voor het uitgerukt lijf,
Reien van vrinden in ’t zalig verblijf!
uit het werk van P.A. de Génestet (1829 – 1861)
Wanneer beginwoorden dezelfde klank hebben
Slide 27 - Slide
Beginrijm: alliteratie
Alliteratie:
Wij weten wat we willen!
De kat krabt de krullen van de trap.
Berend Botje, Donald Duck, Guus Geluk, Mickey Mouse
Witte winter,
wollen wanten,
warme jas
waar gisteren nog gras was
zie ik pijltjes in de sneeuw
poes volgt de pootjes
van een spreeuw
Wanneer verschillende woorden met dezelfde letter beginnen
Slide 28 - Slide
Assonantie (klinkerrijm)
Assonantie:
Let op de klank van de klinkers als je half wilt rijmen.
Herhaling van de klank van de klinkers in het midden van woorden,