Grammatica zinsdelen lv

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1,2

Zinsdelen:

lijdend voorwerp

Je weet al

• hoe je de persoonsvorm kunt vinden
• hoe je de zin moet verdelen in zinsdelen
• hoe je het onderwerp kunt vinden
• hoe je het werkwoordelijk gezegde kunt vinden

Leerdoel

• weten hoe je een lijdend voorwerp in een zin moet vinden.
• een lijdend voorwerp in een zin kunnen vinden. 

De postbode | gaf | het pakketje | aan de buren.


Wat is het lijdend voorwerp?

1. gaf
2. de postbode
3. het pakketje
4. aan de buren

Jop / is / Chris/ aan het bellen

Wat is het lijdend voorwerp?

1. Jop
2. Chris
3. is
4. aan het bellen

Laura | heeft | haar huiswerk | toch | gemaakt.


Wat is het lijdend voorwerp?

1. Laura
2. haar huiswerk
3. toch
4. heeft gemaakt

Wij/ gaan /morgen/ brood/ kopen/ bij de bakker.

1. morgen
2. brood
3. wij
4. bij de bakker

Hebben | jullie buren | ook | een dure vakantie | geboekt | via die site?

Wat is het lijdend voorwerp?

1. jullie buren
2. via die site
3. een dure vakantie
4. hebben geboekt

Welke twee vragen kun je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Klopt dit?

In een zin zit altijd een lijdend voorwerp. 

1. nee
2. ja

Klopt dit?

Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (zoals op, in, aan, met, voor e.d.).

1. nee
2. ja

Wat heb je geleerd?

Waar wil je nog uitleg over?