B. Les verbes irréguliers Grammaire

1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
- analyse test formatif
en classe / individuel

- les verbes irréguliers
"conditionnel" + aller

Slide 2 - Slide

Test
- Vocabulaire
- Verbes (--> basis ook voor deze les!)
- Traduction des phrases (NL!)
- Leesvaardigheid: 
                             - antwoorden op de vraag!
                             - WAT wordt er gevraagd - geen extra info!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

naslag!

Slide 5 - Slide

Futur simple (regelmatige ww)
hele werkwoord + uitgangen
je parlerai.                 --> ik zal praten.         <-- --> ik ga praten            je vais parler
tu parleras
il parlera
nous parlerons
vous parlerez
ils parleront

               avoir: j'aurai   -   être: je serai   -   faire: je ferai   -   aller:j'irai

Slide 6 - Slide

Imparfait (regelmatige ww)
nous-vorm présent + uitgangen imparfait
je parlais.               ik sprak
tu parlais
il parlait
nous parlions
vous parliez
ils parlaient

Slide 7 - Slide

Conditionnel 
futur simple + imparfait

Slide 8 - Slide

Conditionnel 
hele werkwoord (= futur simple) + uitgangen imparfait
ais
ais
ait
ions
iez
aient

Slide 9 - Slide

conditionnel
bv je parlerais
parler - ais
parler = het hele werkwoord, vaak de stam van de futur (NIET bij onregelmatige werkwoorden - stampen!)
ais = uitgang imparfait (je parlais = ik sprak)

--> ik zou spreken 

Slide 10 - Slide

conditionnel
je parlerais
tu aurais
il serait
nous irions
vous finiriez
ils feraient
--> Boîte à grammaire (in je schrift?)

Slide 11 - Slide

Welke tijd is 'je ferai'?

A
conditionnel
B
présent
C
imparfait
D
futur simple

Slide 12 - Quiz

Wat betekent 'ils auraient'?
A
zij hadden
B
zij zouden hebben
C
zij zullen hebben
D
zij hebben gehad

Slide 13 - Quiz

De conditionnel is opgebouwd uit de stam van de futur simple en de uitgangen van de imparfait
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Vervoeg 'être' in de futur simple
onderwerp: nous

Slide 15 - Open question

Vervoeg 'faire' in de passé composé
onderwerp: il


Slide 16 - Open question

vervoeg 'avoir' in de imparfait
onderwerp: 'vous'

Slide 17 - Open question

conditionnel - ils - aller

Slide 18 - Open question

conditionnel - vivre - tu

Slide 19 - Open question