Wereldoriëntatie 7/8 - Ik wil meer weten! - Wezens van de oceaan


Ik wil meer weten!
1 / 13
next
Slide 1: Slide
WereldoriëntatieBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Introduction

Digibordles

Items in this lesson


Ik wil meer weten!

Slide 1 - Slide

Ik ken de vijf lagen van de oceaan.
Ik kan van iedere laag een paar kenmerken noemen.
Ik kan van iedere laag een paar dieren noemen die er leven.

Slide 2 - Slide

Bekijk de titel van het artikel, maar lees de tekst nog niet.
 
Wat valt op aan de kopjes, de titel en de plaatjes?
Wat is dit voor een tekst denk je?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Wat is het doel van de schrijver denk je? Waar zie je dat aan?
Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?



Slide 3 - Slide

Ik weet al veel over dieren in de oceaan.
Ik weet een beetje over dieren in de oceaan.
Ik weet nog weinig over dieren in de oceaan.
Ga in de 'oceaanzone' staan die op jou van toepassing is!

Slide 4 - Slide

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.
Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 

Slide 5 - Slide

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.
Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 
We lezen de hele tekst.

Slide 6 - Slide

Woordenschat:
zonlichtzone, opdelen, lagen,
algen, plankton, plantaardig, ‘zetten om’ (omzetten),
voedingsstoffen, dierlijk, zoogdieren, voedselketen,
uitzonderingen, joekels, voedselweb.
Laag 1
De zonlichtzone (0-200 meter)
Licht en warm, veel leven. Voedselketen: algen en plankton -> kleine dieren zoals garnalen, sardientjes, haring -> grotere vissen zoals haaien, tonijn, inktvis, octopus en zoogdieren zoals zeehonden en sommige walvissen. Uitzonderingen: blauwe vinvis en walvishaai eten plankton of kleine visjes. Kreeften eten elkaar. Het is meer een voedselweb.
De leerkracht doet het voor.

Slide 7 - Slide

Woordenschat:
schemerzone, amper, terrein, science-fictionfilm, aan-gepast, gigantische, kaken, ‘zorgen ze ervoor’ (ervoor zorgen), soortgenoten, lok-ken, prooidieren, vissentrucs, geslachtsdelen, romantisch,
partner, roofdieren, verwar-ren, van onderaf, zwemblaas,
gas, druk, gelatine, reizigers, afvaleters, dwarrelt 
(dwarrelen), vermijden, trekken.

Laag 2
De schemerzone (200-1000 meter)
Koud, amper licht. Draakvissen, zeewolven, blobvissen, lichtgevende kwallen, reuzeninktvissen, rare wezens -> aangepast aan hun omgeving. Veel dieren geven licht: soortgenoten vinden, prooidieren lokken, ontsnappen aan roofdieren. Hoe dieper, hoe meer druk -> aangepaste zwemblaas zonder gas, zo worden ze niet in elkaar gedrukt. Veel dieren in schemerzone reizen ‘s nachts omhoog of omlaag om prooien te vangen.
We doen het samen.

Slide 8 - Slide

In welke vijf lagen kan je de oceaan opdelen?
Waarom geven de dieren in de diepere lagen vaak licht?
Waarom is er meer zuurstof in de zonlichtzone van de oceaan?
Waarom is de opwarming van de aarde en daarmee ook van de oceanen een gevaar voor de dieren die erin leven? Gebruik in je antwoord informatie uit de tekst.
Er is eigenlijk nog heel weinig bekend over onze oceanen en het leven daarin. Toch gaat er veel meer geld naar onderzoek in de ruimte. Wat vind jij? Moet er meer onderzoek gedaan worden naar onze oceanen of naar de ruimte? Licht je antwoord toe.
Kies een van de lagen van de oceaan en teken het leven in die laag.
Lees in tweetallen de tekst verder en bepaal wat je erover wil opschrijven in je aantekeningen. Maak daarna de tekstgerichte vragen hiernaast!

Slide 9 - Slide


Facultatief: oefenen van de toetsvraagstelling.
Toetsvraag:
“Maar hoe dieper je komt, hoe meer druk.” Wat wordt hiermee bedoeld?
A. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer dieren er leven.
B. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer stress er onder dieren is.
C. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer het water kracht uitoefent op de bodem van de oceaan.
D. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer het water kracht uitoefent op de dieren die er leven.

Slide 10 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?
Klopte het idee over het doel van de schrijver?
Bespreek de antwoorden op de tekstgerichte vragen en de toetsvraag.
Is er nog informatie die in het werkschrift ingevuld kan worden?

Slide 11 - Slide

 Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze bij de vraag op de vragenmuur.
Zijn er nieuwe vragen ontstaan? 
Schrijf ze op post-its. 

Slide 12 - Slide

Tot de 
volgende keer!

Slide 13 - Slide