Licht en warm, veel leven. Voedselketen: algen en plankton -> kleine dieren zoals garnalen, sardientjes, haring -> grotere vissen zoals haaien, tonijn, inktvis, octopus en zoogdieren zoals zeehonden en sommige walvissen. Uitzonderingen: blauwe vinvis en walvishaai eten plankton of kleine visjes. Kreeften eten elkaar. Het is meer een voedselweb.
Koud, amper licht. Draakvissen, zeewolven, blobvissen, lichtgevende kwallen, reuzeninktvissen, rare wezens -> aangepast aan hun omgeving. Veel dieren geven licht: soortgenoten vinden, prooidieren lokken, ontsnappen aan roofdieren. Hoe dieper, hoe meer druk -> aangepaste zwemblaas zonder gas, zo worden ze niet in elkaar gedrukt. Veel dieren in schemerzone reizen ‘s nachts omhoog of omlaag om prooien te vangen.
We doen het samen.
Slide 8 - Slide
In welke vijf lagen kan je de oceaan opdelen?
Waarom geven de dieren in de diepere lagen vaak licht?
Waarom is er meer zuurstof in de zonlichtzone van de oceaan?
Waarom is de opwarming van de aarde en daarmee ook van de oceanen een gevaar voor de dieren die erin leven? Gebruik in je antwoord informatie uit de tekst.
Er is eigenlijk nog heel weinig bekend over onze oceanen en het leven daarin. Toch gaat er veel meer geld naar onderzoek in de ruimte. Wat vind jij? Moet er meer onderzoek gedaan worden naar onze oceanen of naar de ruimte? Licht je antwoord toe.
Kies een van de lagen van de oceaan en teken het leven in die laag.
Lees in tweetallen de tekst verder en bepaal wat je erover wil opschrijven in je aantekeningen. Maak daarna de tekstgerichte vragen hiernaast!
Slide 9 - Slide
Facultatief: oefenen van de toetsvraagstelling.
Toetsvraag:
“Maar hoe dieper je komt, hoe meer druk.” Wat wordt hiermee bedoeld?
A. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer dieren er leven.
B. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer stress er onder dieren is.
C. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer het water kracht uitoefent op de bodem van de oceaan.
D. Hoe dieper in de oceaan, hoe meer het water kracht uitoefent op de dieren die er leven.
Slide 10 - Slide
Wat heb je deze les geleerd?
Klopte het idee over het doel van de schrijver?
Bespreek de antwoorden op de tekstgerichte vragen en de toetsvraag.
Is er nog informatie die in het werkschrift ingevuld kan worden?
Slide 11 - Slide
Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze bij de vraag op de vragenmuur.
Zijn er nieuwe vragen ontstaan? Schrijf ze op post-its.