Spelling 3V Koppelteken, trema en hoofdletter

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1. Trema
Het trema gebruik je bij uitspraakproblemen in woorden die NIET samengesteld zijn: patiënt, cliënt, melodieën, geniën, egoïsme. 

Let op: je gebruikt alleen een trema als je ook daadwerkelijk problemen hebt met het op de juiste manier uitspreken van het woord. Heel veel klinkers kunnen namelijk gewoon zonder trema naast elkaar staan: geometrie, deodorant, beargumenteren, linoleum, verfraaien, ontplooiing (bij te i's naast elkaar nooit een trema)

Als je een woord aan het einde van de zin afbreekt, vervalt het trema: ego-
isme. 

Slide 2 - Slide

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
petroleum
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 3 - Drag question

koppelteken -
Basisregel in het Nederlands:
Je schrijft samenstellingen aan elkaar
Voet+bal = voetbal
Voet+bal+schoenen = voetbalschoenen
(Engels: soccer shoes)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wanneer een koppelteken?
Bij cijfers, letters en andere tekens
50-plusser, T-shirt, $-teken, 112-melding

Bij dubbele achternamen
Mevrouw Van der Wal-De Vries

Bij een functie, rang of titel
minister-president Rutte, assistent-trainer

Bij een combinatie met niet-, ex-, non-, oud (voorbepaling)
Non-alcohol, ex-vriendin, niet-roken

Bij afkortingen en klinkerbotsingen
cd-speler, EU-landen, gala-avond, diploma-uitreiking

Slide 6 - Slide

met koppelteken
zonder koppelteken
(aan elkaar)
NAVO landen
aids vaccin
Amsterdam West
X benen
Frans man
oud voetballer
vwo diploma
amateur speler
non stop
niet roker
© teken
Zuid Afrikaans
pvda politicus
semi prof
mee eten
maandag ochtend
stage uren
stage plaats
niet officieel
CL loting

Slide 7 - Drag question

Hoofdletters
Hierbij volgen de belangrijkste regels betreffende het gebruik van hoofdletters.

1. Het eerste woord van de begint met een hoofdletter.
Hij was gisteren jarig.
's Avonds werkt de schrijver aan een roman.

2. Wanneer je de directe rede gebruikt, begint dat deel van de zin met een hoofdletter.
Bastiaan riep luid: 'Dat is niet normaal!'


3. Familienamen, voornamen, talen, kerkelijke feestdagen, aardrijkskundige namen, kranten, tijdschriften, merknamen.
de familie Kruijs, Joost, Duits, Kerstmis, de Volkskrant, Pasen, Peugeot, Pepsi, Moederdag, Frankrijk, Voetbal International

4. Bevolkingsgroepen en woorden die afgeleid zijn van woorden die je met een hoofdletter schrijft
Brabander, Palestijn, Oost-Groningers, Engelstalig

Slide 8 - Slide

Let op: in deze situaties gebruik je géén hoofdletter (maar doen mensen dat wel)

1. Meestal niet na een dubbele punt
Het volgende staat op het menu: pasta, rijst en brood
(wél als er een citaat volgt: Jan zei blij verrast: 'Natuurlijk wil ik mee!')

2. Historische perioden, maanden, seizoenen
middeleeuwen, steentijd, januari, lente

3. Opleidingen en vakken
havo, vwo, hbo, geschiedenis, biologie

Slide 9 - Slide

goed
geschreven
fout
geschreven
zuid-Hollander
Spaanssprekend
MBO-opleiding
Pinksteren
Jan de Vries
'S morgens
kabinet-Rutte
renaissance
bevrijdingsdag
vwo-diploma
god
Islam
Indiaan
Noord-Spaanse
Aardijkskunde
oktober

Slide 10 - Drag question