Opdracht 2, belangrijkste vragen:
1. Wat is het onderwerp van de tekst?
2. Uit welke alinea(s) bestaat de inleiding?
3. Op welke manier maakt de schrijver je nieuwsgierig?
4. Wat betekenen de woorden?
9. Uit welke alinea(s) bestaat het slot van de tekst?
10. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?