Het verteren van voedsel begint in de mondholte, waar het voedsel door de tanden en kiezen fijngemalen en vermengd wordt met speeksel uit de speekselklieren. Het voedsel verandert hierdoor in een brijachtige massa.
Het eten komt na de maag via een sluitspier uit in de twaalfvingerige darm, waar verteringssappen uit de alvleesklier en galblaas bij komen. Daarna gaat het voedsel via de nuchtere darm en de kronkeldarm als waterdunne vloeistof door naar de dikke darm.