Herhaling BS5.1 t/m BS5.3 (1KGTb)

Waarnemen, huid, oren en ogen
1 / 48
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Waarnemen, huid, oren en ogen

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Herhaling waarnemen 
  • Herhaling huid
  • Herhaling oren
  • Herhaling ogen
  • Zelfstandig werken
Vragen tijdens vragenmoment

Slide 2 - Slide

Lesdoel (herhaling):
  • Je kunt de werking van zintuigen beschrijven.
  • Je kunt de zintuigen noemen met hun ligging en prikkels.
  • Je kunt de bouw en functie van de huid beschrijven.
  • Je kunt de delen van de oren benoemen met hun functie.
  • Je kunt de delen van de ogen benoemen met hun functie.

Slide 3 - Slide

Vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Slide

Waarnemen

Slide 5 - Slide

Waarnemen
Om je omgeving waar te nemen gebruik je zintuigen.

Zintuig = orgaan dat reageert op invloeden uit je omgeving.

Invloed = prikkel

Slide 6 - Slide

Zintuigen
Hebben speciale zintuigcellen die prikkels opvangen.

Sturen een impuls (elektrisch signaal) naar de hersenen, via de zenuwen.
In je hersenen wordt je bewust van de prikkels.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Zintuigen & prikkels
Geluid
Licht
Warmte
Kou
Druk
Aanraking
Geur
Smaak

Slide 9 - Slide

Een zintuig:
Het is een orgaan dat reageert op prikkels
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 10 - Quiz


Een zintuigcel vangt prikkels op en zet die om in impulsen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 11 - Quiz

Wat is geen zintuig?
A
Hart
B
Huid
C
Neus
D
Oor

Slide 12 - Quiz

Waar ontstaat een impuls?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel

Slide 13 - Quiz

komt binnen bij je zintuigcellen
Elektrische signaaltje via een zenuw
Reactie
Respons
Prikkel
Impuls

Slide 14 - Drag question

Welke is juist
A
Reukzintuig - tong
B
Smaakzintuig - neus
C
Gezichtszintuig - oor
D
Gehoorzintuig - oor

Slide 15 - Quiz

Vragen?

Slide 16 - Slide

De huid

Slide 17 - Slide

Opperhuid
hoornlaag: resten van dode cellen
       --> beschermd tegen beschadiging en uitdroging
kiemlaag: levende cellen
       --> hier vormen nieuwe cellen

Slide 18 - Slide

Lederhuid
Stuk huid met daarin allerlei belangrijke onderdelen.

Slide 19 - Slide

Zintuigcellen
Warmtezintuigen
Koudezintuigen
Drukzintuigen (liggen diep)
Tastzintuigen (aan hoog)

Slide 20 - Slide

Temperatuur regelen (te warm)
Je zweetklieren gaan zweet produceren, met dit vocht gaat ook warmte mee naar buiten.

Bloedvaten verwijden, waardoor je meer warmte kwijt raakt.
(Daarom ook rood wanneer je het warm hebt)

Slide 21 - Slide

Temperatuur regelen (te koud)
Je haarspieren trekken je haren omhoog, waardoor je een isolerend laagje krijgt (kippenvel).

Rillen waardoor je warmte opwekt.

Bloedvaten vernauwen, waardoor je minder warmte kwijt raakt.
(Daarom ook witter wanneer je het koud hebt)

Slide 22 - Slide

Lagen van de huid
Opperhuid
lederhuid
Onderhuids bindweefsel

Slide 23 - Drag question

Waar of niet waar? De hoornlaag bestaat uit dode cellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wanneer je het warm hebt zetten je bloedvaten uit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quiz

De bloedvaten liggen in
A
de opperhuid
B
de lederhuid
C
het onderhuids bindweefsel

Slide 26 - Quiz

Vragen?

Slide 27 - Slide

De oren

Slide 28 - Slide

Buitenkant
Oorschelp
Gehoorgang
Oorlel

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Noem 2 prikkels voor het oor
A
Blaffende hond
B
Gebarentaal
C
Leesboek
D
Tikkende klok

Slide 31 - Quiz

Welk onderdeel zorgt ervoor dat de druk buiten je oor en binnen in je oor even groot is?
A
Trommelvlies
B
Slakkenhuis
C
Buis van Eustachius
D
Gehoorgang

Slide 32 - Quiz

In welk deel van het oor liggen de gehoorzintuigcellen?
A
trommelvlies
B
trommelholte
C
gehoorzenuw
D
slakkenhuis

Slide 33 - Quiz

In welk deel van het oor worden prikkels omgezet in impulsen?
A
Trommelvlies
B
Gehoorzenuw
C
Slakkenhuis
D
Gehoorbeentjes

Slide 34 - Quiz

Waar dient oorsmeer voor?
A
schoonhouden van oor
B
soepel houden van trommelvlies

Slide 35 - Quiz

Vragen?

Slide 36 - Slide

De ogen

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Lens
Laat het licht door, zodat het op het netvlies kan vallen.

Zorgt ervoor dat je scherp kunt zien!

Hoe dan?

Slide 39 - Slide

Bijziend

Dichtbij goed zien, veraf niet.

Holle lenzen
Verziend

Veraf goed zien, dichtbij niet

Bolle lenzen

Slide 40 - Slide

Zet de woorden in de juiste volgorde.
Het licht dat je oog binnenkomt gaat langs:
-->
-->
-->
-->
glasachtig lichaam
hoornvlies
lens
pupil
netvlies

Slide 41 - Drag question

Niet alle mensen hebben dezelfde kleur ogen, welk deel van het oog bepaald de kleur?
A
netvlies
B
kleurbandjes
C
pupil
D
iris

Slide 42 - Quiz

Welk onderdeel geeft de gele rand aan?
A
netvlies
B
vaatvlies
C
de harde oogrok
D
glasachtig lichaam

Slide 43 - Quiz

Met welk deel van het oog zie je het meest scherp?

Slide 44 - Open question

Vragen?

Slide 45 - Slide

Zelfstandig werken
BS5.3, opdracht 2 t/m 5 en 7 maken.
Via de digitale methode!

Slide 46 - Slide

Huiswerk
BS5.3, opdracht 2 t/m 5 en 7 maken.
Via de digitale methode!

Slide 47 - Slide

Tot vrijdag!

Slide 48 - Slide