Les 3: teksten schrijven

Vandaag
Terugblik +/- 20 min.
Beoordelen oefenexamen +/- 30 min.
Oefenexamen opdracht 2 +/- 30 min.
zelfstandig werken +/- 20 min.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag
Terugblik +/- 20 min.
Beoordelen oefenexamen +/- 30 min.
Oefenexamen opdracht 2 +/- 30 min.
zelfstandig werken +/- 20 min.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
1. een tekst beoordelen aan de hand van de rubrics voor het examen schrijven 3f. 

Slide 2 - Slide

Terugblik

Slide 3 - Slide

Schrijfonderdelen
  1. Sollicitatiebrief (formeel)
  2. e-mail (formeel)
  3. Informele brief
  4. Artikel
  5. Betoog
  6. Instructieve tekst

Slide 4 - Slide

Het schrijfexamen:

Duur: 60 minuten.

Taak: twee opdrachten die je uitschrijft (op de computer)

De opdracht: schrijf een...
Zakelijke brief, zakelijke e-mail, betoog, beschouwing, uiteenzetting

Cijferbepaling: beoordeling gebeurd aan de hand van zes aspecten:
  1. Inhoud,
  2. samenhang,
  3. afstemming op doel,
  4. afstemming op publiek,
  5. woordenschat en woordgebruik,
  6. spelling, interpunctie en grammatica.

Alle onderdelen moeten voldoende zijn voor het behalen van een voldoende (zie rubrics voor exacte bepalingen)

Slide 5 - Slide

Toepassen
Individueel
1. Open de voorbeelden in de planner (betoog 1, 2 en 3)
2. Beoordeel de betogen aan de hand van de rubrics:
3. Noteer het cijfer voor betoog 1, 2 en 3?


timer
15:00

Slide 6 - Slide

1. Sollicitatiebrief

Deel 1: de informatie bovenaan de brief.
Let hierbij goed op de hoofdletters, leestekens en witregels die gebruikt moeten worden.
Naam afzender
Straat en huisnummer
Postcode en plaatsnaam 
Telefoonnummer(s)
E-mailadres

Plaats, datum

Naam geadresseerde 
Postbus en nummer, of straat en nummer
Postcode en plaatsnaam 

Betreft: onderwerp van je brief

Slide 7 - Slide

1. Sollicitatiebrief

Deel 2: de brief zelf
Let ook hierbij weer goed op de hoofdletters, leestekens en witregels. Zorg er bijvoorbeeld voor dat je genoeg ruimte hebt voor een handtekening. Als je weet aan wie je de brief schrijft, kan je dat noteren aan het begin, bijv.: Geachte mevrouw De Jong

Geachte heer/mevrouw,

Inleiding: Vertel waarom en waarover je schrijft. Begin je zinnen zo mogelijk niet met 'ik...', maar bijvoorbeeld met 'Naar aanleiding van ons telefoongesprek van gisteren...'

middenstuk: werk in 2 of meer alinea's je onderwerp uit. Nieuw onderwerp, betekent een nieuwe alinea.

Slot: schrijf wat je verwacht van de geadresseerde en sluit af met een positieve zin.

Met vriendelijke groet, 

Handtekening 

Naam en eventueel je functie 

Bijlagen: vermeld aantal en onderwerp.

Slide 8 - Slide

Beoordelen
Lever opdracht 1 in op It's Learning: 
Nederlands: opdracht 1 oefenexamen

Open de rubrics schrijven
1. Welke onderdelen gaan goed?
2. Welke onderdelen hebben extra aandacht nodig?
Schrijf dit uit in de zelfbeoordeling
timer
15:00

Slide 9 - Slide

Beoordeel elkaar
Beoordeel elkaar aan de hand van rubrics: 
1. geef per onderdeel aan of het onvoldoende, voldoende of goed is.

2. Geef maximaal een punt mee waar diegene op kan focussen bij het schrijven van het volgende stuk.

Slide 10 - Slide

5. Betoog
Een betoog is een tekst waarin jij duidelijk jouw mening vertelt. Je wilt de lezer overtuigen van jouw mening. Dit doe je door het geven van argumenten die passen bij jouw statement en die zijn onderbouwd met voorbeelden.
Een betoog bestaat uit een inleiding, kern en een slot.

Slide 11 - Slide

5. Betoog
In de inleiding introduceer je het onderwerp. Dit kan op verschillende manieren:
- Je schetst een situatie over het onderwerp;
- Je benoemt een actuele gebeurtenis benoemen die met het onderwerp te maken heeft;
- Je kunt een anekdote (grappig, kort verhaaltje) vertellen over het onderwerp;
Je geeft ook al je mening in de inleiding, in de vorm van een standpunt.

Slide 12 - Slide

5. Betoog
In de kern van je betoog behandel je per alinea een argument voor je standpunt. Je begint elke alinea met een signaalwoord. Je zorgt voor een logische volgorde bij de alinea’s en je gebruikt betrouwbare bronnen bij het ondersteunen van je argument, bijvoorbeeld een krantenartikel. Je kan ook zelf een voorbeeld geven bij een argument.
Je kan je tekst nog sterker maken door een tegenargument te geven en te weerleggen. Dit betekent dat je over een andere mening uit gaat leggen waarom dat niet zo is.

Slide 13 - Slide

5. Betoog
In het slot van je betoog vat je alles kort samen: je voegt nooit nieuwe informatie toe. Hierna herhaal je je standpunt “Daarom vind ik dat …”. Je sluit de tekst met een uitsmijter, zodat de tekst nog blijft hangen in het hoofd van de lezer.


Slide 14 - Slide

5. Betoog
Voordat je gaat beginnen met het schrijven, is het dus belangrijk dat je genoeg informatie hebt over het onderwerp.
Het kan handig zijn om dit in een schema te zetten, zodat je ziet wanneer je wat gaat schrijven.
Titel 
Inleiding
-Probleem wordt uitgelegd
-Standpunt
Kern
- Argument 1 voor
- Argument 2 voor 
- Tegenargument + weerlegging
- Argument 3 voor
Slot
- Samenvatting
- Conclusie 
- Uitsmijter

Slide 15 - Slide

Oefentoets opdracht 2
Lees opdracht 2
1. Wat is het doel van deze tekst?
2. Waar begin jij met deze opdracht?
3. Hoe werk jij deze opdracht verder uit?

Slide 16 - Slide

Oefentoets opdracht 2
Schrijf opdracht 1 uit
timer
25:00

Slide 17 - Slide

Verdieping
Bekijk nogmaals jouw betoog
  1. Onderstreep het onderwerp uit de zinnen
  2. Markeer alle werkwoorden geel
  3. Markeer alle voegwoorden groen
  4. Markeer alle bijvoeglijke naamwoorden blauw

Wat valt je op?
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Actief schrijven
Onderwerp -> persoonsvorm 

Passief: Ik heb een appel gegeten.
Actief: Ik eet een appel.

Passief: De luie bakker heeft weinig brood gebakken.
Actief: De luie bakker bakt weinig brood.

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken

Vanaf blz. 128

Maak een account aan op beterspellen.nl

Slide 20 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les kun je:
1. een tekst beoordelen aan de hand van de rubrics voor het examen schrijven 3f. 

Volgende les: 
Woordsoorten, woordenschat - spelling, interpunctie, grammatica

Slide 21 - Slide