Geschiedenis - Begrijpend lezen | De winkel van vroeger

Hoe zit dat?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
Begrijpend lezenGeschiedenisBasisschoolGroep 5-8

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Hoe zit dat?

Slide 1 - Slide

Ik kan uitleggen welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan bij het ontstaan van winkels.
Ik kan het verband uitleggen tussen de gebeurtenissen in de geschiedeniscanon en verschillende ontwikkelingen bij het ontstaan van winkels.

Slide 2 - Slide

Bespreek deze vragen met je maatje:

Wat valt je op aan de vorm, de kopjes, de titel en de plaatjes?
Wat is dit voor tekst?
Hoe ga je deze tekst lezen?
Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?
Wat weet je er al van?
Bekijk de tekst, maar lees hem nog niet. 

Slide 3 - Slide

Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 
 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de
vragenmuur.

Slide 4 - Slide

We lezen de tekst eerst een keertje helemaal.

Slide 5 - Slide

Woordenschat:
tegenwoordig onstonden (ontstaan)




  
De leerkracht doet het voor!

Slide 6 - Slide

Woordenschat:
verbouwen




  
De leerkracht doet het voor!

Slide 7 - Slide

Woordenschat:
overvol, werkplaats, product, gereedschap, eenvoudig, ingericht, winkelier, etalage.




  
We doen het samen!

Slide 8 - Slide

Nu jullie!




  

Slide 9 - Slide

Tekstgerichte vragen:
Hoe kwam Chris van Woerkom aan zijn idee voor de allereerste supermarkt?
Welke twee voordelen van een winkelcentrum noemt de tekst?
Waarom is het tegenwoordig voor de winkelier een groter risico om de boodschappen in een boekje te schrijven en later te laten betalen?

Waarom konden supermarkten spullen goedkoper verkopen dan kruidenierswinkels?
Ben je blij met de winkels van tegenwoordig? Of zou je het liever hebben zoals vroeger? Waarom?
Omschrijf of teken een winkel over 20 jaar.


Lees met je maatje de rest van de tekst en vat hem per alinea samen. Beantwoord daarna de tekstgerichte vragen.

Slide 10 - Slide

Toetsvraag:
Wat past er op plek 1 in dit treinschema?





A) Minder klanten in de winkels
B) Het sluiten van winkels
C) Het aantal winkels groeit
D) Toename van marktkramen
Machines en fabrieken
Meer en sneller geproduceerd
1

Slide 11 - Slide

Wat heb je deze les geleerd?
Bespreek kort de antwoorden op de tekstgerichte vragen.

Slide 12 - Slide

Heb je nieuwe vragen gekregen? Schrijf deze op post-its en hang ze op de vragenmuur.
Heb je antwoorden gekregen op je vragen?

Slide 13 - Slide

Tot de 
volgende keer!

Slide 14 - Slide