Wat moet je kennen voor de toets?:* Je kunt breuken vereenvoudigen en helen uit de breuk halen (6.1)
* Je kunt gelijknamige breuken optellen en aftrekken (6.1)
* Je kunt een deel van iets berekenen (6.1)
* Je kunt breuken berekenen met de rekenmachine (6.2)
* Je kunt breuken, procenten en decimale getallen in elkaar omzetten (6.3)
* Je kunt met procenten rekenen zonder rekenmachine (6.3)
* Je kunt met procenten rekenen (6.4)
* Je kunt de nieuwe prijs berekenen (6.4)
* Je kunt het percentage berekenen (6.5)