Laatste les

De zomerquiz. Allerlei vragen en opdrachten....
A
Ik heb er zin in!
B
Wanneer krijg ik m'n ijsje?
1 / 31
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

De zomerquiz. Allerlei vragen en opdrachten....
A
Ik heb er zin in!
B
Wanneer krijg ik m'n ijsje?

Slide 1 - Quiz

Waar ligt volgens het gezegde de dader?

Slide 2 - Open question

Kies de juiste werkwoordsvorm: Het te zwaar ... schip had nooit mogen vertrekken.
A
belaadde
B
beladen
C
belaadden
D
belade

Slide 3 - Quiz


Wat is de correcte schrijfwijze?
A
hüttenkäse
B
Hüttenkäse

Slide 4 - Quiz

Waar zit de fout?
Er werden vele kranteartikelen gewijd aan de zorgwekkende toestand van de speelweide.

Slide 5 - Open question

Wat is de juiste schrijfwijze?
A
capucino
B
cappucino
C
cappuccino
D
capuccino

Slide 6 - Quiz

Wat betekent provocatie?
A
aanbieding
B
uitdaging
C
voorstel

Slide 7 - Quiz

De overeenkomst is frappant.
A
fraai
B
op toeval berustend
C
treffend

Slide 8 - Quiz

Die leerling heeft duidelijk veel aspiraties.
A
opvliegers
B
drang hogerop te komen
C
noten op zijn zang

Slide 9 - Quiz

Cryptische omschrijvingen
Binnen de zinnen zijn vaak TWEE aanwijzingen te vinden die leiden tot het woord. Dit zijn echte BREINBREKERS. Kraak de codetaal (mag met z'n tweeën of drieën).

Slide 10 - Slide

De sirene is reeds behoeftig.

Slide 11 - Open question

Heft de duisternis op.

Slide 12 - Open question

Ouders hebben het, maar de rekening ook.

Slide 13 - Open question

Is tweemaal ouder met kinderen.

Slide 14 - Open question

Homoniemen
Een woord heeft soms meer betekenissen. Zo kan een libel ook omschreven worden als een schotschrift of insect.
Geef een homoniem voor de volgende woorden.

Slide 15 - Slide

lichaamsdeel - niet rijk

Slide 16 - Open question

ziften - telwoord

Slide 17 - Open question

neerslag - munitie

Slide 18 - Open question

spoeden - verward spreken (door hoge koorts)

Slide 19 - Open question

Wat is juist?
A
aan-een gesloten
B
aaneengesloten

Slide 20 - Quiz

Wat is juist?
A
bruto-salaris
B
brutosalaris

Slide 21 - Quiz

Wat is juist?
A
in gebreken blijven
B
in gebreke blijven

Slide 22 - Quiz

Wat is juist?
A
amateuronderzoeker
B
amateur-onderzoeker

Slide 23 - Quiz

Maak het spreekwoord af
Hoeveel spreekwoorden kennen jullie (nog)?

Slide 24 - Slide

Aprilletje zoet ...

Slide 25 - Open question

(Goed) begonnen ...

Slide 26 - Open question

Wat de boer niet kent ...

Slide 27 - Open question

Een kat in het nauw ...

Slide 28 - Open question

Blaffende honden ...

Slide 29 - Open question

Kinderen die vragen ....

Slide 30 - Open question

En succes op je toets!

Slide 31 - Slide