This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Kennisvragen
Slide 1 - Slide
Wat is het fenotype?
A
De erfelijke informatie op je chromosomen
B
Hoe je eruit ziet
Slide 2 - Quiz
Is het genotype van de larve hetzelfde als het genotype van het volwassen dier?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quiz
Homozygoot of heterozygoot?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
Slide 4 - Quiz
Wat is homozygoot dominant?
A
Aa
B
aa
C
AA
D
Aa
Slide 5 - Quiz
Bij een runderen is het roodharige allel recessief en het zwartharige allel dominant. Wat is het genotype van een roodharige koe?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
AA of Aa
Slide 6 - Quiz
Wie zijn mannen in deze stamboom?
A
Alle personen weergegeven met een vierkant
B
Alle personen weergegeven met een rondje
Slide 7 - Quiz
Het gen voor taaislijmziekte is ...
A
Dominant
B
Recessief
C
Kan ik niet uit deze stamboom halen
D
Nog nooit van die woorden gehoord
Slide 8 - Quiz
In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 9 - Quiz
Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
2 en 5
Slide 10 - Quiz
Bij het maken van een kruisingsschema gebruiken we de
A
Stamcellen
B
Lichaamscellen
C
Geslachtscellen
D
Weefsels
Slide 11 - Quiz
Een heterozygoot zwart mannetjes konijn kruist met een wit vrouwtje.
Zwart is dominant over wit.
Hoe groot is de kans op een wit konijn? (kruisingsschema maken voor jezelf!)
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 12 - Quiz
Variatie in genotypen
Thema 3
Slide 13 - Slide
Bs5. Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.
Slide 14 - Slide
Ongeslachtelijke voortplanting
Een deel van het organisme groeit uit tot een nieuw individu
Stekken, knollen, weefselkweek
Groei vindt plaats door mitose
Genotype van ouder is gelijk aan de nakomelingen (soort Ctrl-C + Ctrl-V)
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Geslachtelijke voortplanting
Versmelten van twee geslachtscellen (Man-vrouw)
Verschillende genotype (helft sta je af)
Afhankelijk van toeval
Genotype van ouders is verschillend van de nakomelingen
Variatie in genotype
Slide 17 - Slide
Mutatie
= Een plotselinge verandering van het genotype
Voorbeeld:
Een individu van wie een gemuteerd gen tot uiting komt in het fenotype = mutant
Slide 18 - Slide
Albino/ albinisme
Een mutatie (verandering) in het gen voor pigment in je huid haren veroorzaakt albinisme.
Albino --> geen pigment aanmaken en de huid en haren zijn helemaal kleurloos.
Iemand met albinisme noem je een mutant.
Slide 19 - Slide
Albinisme en pigmentmutatie
Slide 20 - Slide
Albinisme ontstaat al
in geslachtscel
Slide 21 - Slide
In lichaamscellen
Als een mutatie optreedt in één lichaamscel heeft dit meestal geen gevolgen
Het genotype van alle andere lichaamscellen blijft hetzelfde
Slide 22 - Slide
In geslachtscellen
Kan dit wel grote uitwerking hebben
Als betrokken bij bevruchting
Elke lichaamscel van de nakomeling bevat dan het gemuteerde gen
Slide 23 - Slide
Mutagene invloeden
= Stralingen en chemische stoffen (dus van buitenaf!) die invloed hebben op mutaties
Radioactieve straling
Röntgenstraling
Ultraviolette straling
Chemische stoffen:
Sigarettenrook
Asbest
Slide 24 - Slide
Ontstaan van kanker
Ergens in het lichaam gaat een cel ongeremd delen
Oorzaak: door mutatie veranderen cel eigenschappen
Er ontstaat een gezwel en de bouw van het weefsel wordt verstoord
Slide 25 - Slide
Aan het werk
Maken
basisstof 4 nakijken
basisstof 5 opdrachten 1 tm 8
Slide 26 - Slide
Wat is ongeslachtelijke voortplanting?
A
Voortplanting door seks
B
Voortplanting zonder seks
C
Voortplanting zonder geslachtsceleln
D
Voortplanting met geslachtscellen
Slide 27 - Quiz
Kennisvragen
Slide 28 - Slide
Ongeslachtelijke voortplanting is met
A
eicellen
B
stuifmeelkorrels
C
beide
D
beide niet
Slide 29 - Quiz
Bij geslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen...
A
variatie in genotype en fenotype
B
variatie in genotype maar gelijk fenotype
C
hetzelfde fenotype en een ander genotype
D
allemaal hetzelfde genotype en fenotype
Slide 30 - Quiz
Wat is een mutatie?
A
Een plotselinge verandering van het genotype
B
Een plotselinge verandering van het fenotype
C
Door straling krijg je een gek uiterlijk
D
Kankercellen
Slide 31 - Quiz
Bij welke soort cellen heeft een mutatie het grootste gevolg?
A
1 lichaamscel
B
1 geslachtscel
Slide 32 - Quiz
Mutagene invloeden zijn stoffen van buitenaf die invloed hebben op mutaties. Ken je voorbeelden?
Slide 33 - Mind map
Mutagene invloeden zijn stoffen van buitenaf die invloed hebben op mutaties. Ken je voorbeelden?