BS 1 Het ademhalingsstelsel van de mens

BS 1: Het ademhalingsstelsel
Gaswisseling
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

BS 1: Het ademhalingsstelsel
Gaswisseling

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
*  Je kunt de onderdelen van het ademhalingsstelsel noemen 
    en weet in welke volgorde de lucht er doorheen stroomt.
* Je weet wat er bedoeld wordt met gaswisseling
* Je weet hoe het neusslijmvlies is opgebouwd en kent de 
    functies van de verschillende onderdelen.
* Je weet wat de stand is van de huig en het strottenklepje bij
   slikken, ademhalen en verslikken
* Je kent de verschillen in samenstelling tussen ingeademde en 
    uitgeademde lucht

Slide 2 - Slide

BS 1: Het ademhalingsstelsel van de mens

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Neusholte 
De neusholte is aan de binnenkant bedekt met neusslijmvlies.
De neusharen en het slijmvlies houden stofdeeltjes en ziekteverwekkers tegen.
Trilharen in de neus zorgen ervoor dat het slijm, met de ziekteverwekkers en stofdeeltjes, naar de keelholte wordt vevoerd.

Slide 5 - Slide

Neusademhaling
Inademen via de neus is een stuk beter dan via de mond. 
4 redenen zijn:

Maakt de lucht vochtig
Maakt de lucht warm
Maakt de lucht schoon
Je kunt de lucht ruiken en keuren

Slide 6 - Slide

Keelholte
Vanuit de neus (of de mond) komt de lucht in de keelhote terecht. In de keel zitten 2 klepjes; De huig en het strottenklepje
  • Bij ademen: huig en strottenklepje open
  • Slikken: huig sluit neusholte af, strotklepje sluit luchtpijp af
  • Verslikken: huig en strotklepje staan open terwijl je eet ->     hoesten

Slide 7 - Slide

Stand van de huig en het strottenklepje

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Luchtpijp en bronchiën.
*Om de luchtpijp open te houden en deze te beschermen zitten    er kraakbeenringen  in.
*De luchtpijp splits zich in twee vertakkingen,
  1 naar elke long.  Die 2 vertakkingen heten 
  de bronchiën.
*Ook de luchtpijp is aan de binnenkant bekleed
   met slijmvlies en trilhaarcellen. 

Slide 10 - Slide

Bronchiën
  •  Binnenkant bekleed met        slijmvlies en trilhaarcellen
  • Wand bevat   kraakbeenringen

Slide 11 - Slide

Luchtpijptakjes
  • Dit zijn de fijne vertakkingen van de bronchiën
  • Wanden zijn bedekt met slijmvlies en trilhaarcellen.
  • Wanden bevatten spiertjes
       (geen kraakbeenringen)

Slide 12 - Slide

Longblaasjes
*Aan het einde van de luchtpijptakjes
zitten de longblaasjes. 


*De wanden van de longblaasjes en
  de longhaarvaten zijn maar
  1-cellaagje dik en het oppervlak is
  erg groot, waardoor er snel en veel
  gaswisseling kan plaatsvinden

Slide 13 - Slide

Gaswisseling
*Zuurstof wordt, vanuit de 
  lucht in de longblaasjes, 
  opgenomen in het bloed van 
  de longhaarvaten.
*Koolstofdioxide gaat vanuit  
  het bloed naar de lucht in de 
  longblaasjes. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Waarvoor dient de huig?
A
De huig voorkomt dat er lucht in de mondholte komt tijdens het inademen
B
De huig voorkomt dat er lucht in de slokdarm komt tijdens het inademen
C
De huig voorkomt dat er voedsel in de luchtpijp komt tijdens het slikken
D
De huig voorkomt dat er voedsel in de neusholte komt tijdens het slikken

Slide 16 - Quiz

In welke volgorde stroomt lucht door de onderdelen van het ademhalingsstelsel bij een inademing?
A
Bronchiën-longblaasjes-luchtpijp
B
Luchtpijp-bronchiën-longblaasjes
C
Bronchiën-luchtpijp-longblaasjes
D
Longblaasjes-luchtpijp-bronciën

Slide 17 - Quiz

HOE HEET ONDERDEEL Q UIT DE AFBEELDING?
A
Luchtpijptakje
B
Longblaasje
C
bronchië
D
Kraakbeenring

Slide 18 - Quiz

Hoe heet onderdeel P uit de afbeelding?
A
Luchtpijptakje
B
Longblaasje
C
Bronchië
D
Kraakbeenring

Slide 19 - Quiz

Hoe heet onderdeel Q?
A
Longblaasje
B
Bronchie
C
Luchtpijp
D
Long

Slide 20 - Quiz

Hoe heet onderdeel P?
A
Strottehoofd
B
Longblaasje
C
Long
D
Bronchie

Slide 21 - Quiz

Gaswisseling is
A
het opnemen van koolstofdioxide en afgeven van zuurstof
B
het opnemen van zuurstof en het afgeven van koolstofdioxide

Slide 22 - Quiz

Wanneer de binnenkant van de longblaasjes bedekt is met een laagje teer, gaat de gaswisseling sneller of langzamer
A
Sneller
B
Gelijk
C
Langzamer

Slide 23 - Quiz

Waardoor gaat de gaswisseling in de longen snel?
A
Groot oppervlak van de longblaasjes
B
Dunne wand van de longblaasjes
C
Groot oppervlak van de longblaasjes en een dunne wand longblaasjes
D
Dunnen wand longblaasjes en snel in en uit ademen

Slide 24 - Quiz

Waarom kan er snel gaswisseling plaatsvinden in de longen?

A
de wand van de luchtpijp is erg dun
B
er zit een laagje slijm in de longblaasjes
C
Het oppervlak van de longblaasjes is groot
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 25 - Quiz

Een docent vraagt aan drie leerlingen hoe het komt dat de gaswisseling in de longen snel kan plaatsvinden.
Rudolf antwoordt: ‘Doordat de longblaasjes een dunne wand hebben.’
Sander antwoordt: ‘Doordat een longblaasje een klein oppervlak heeft.’
Tijmen antwoordt: ‘Doordat alle longblaasjes samen een groot oppervlak hebben.’
Wie heeft/ of hebben gelijk?
A
Rudolf en Sander
B
Sander en Tijmen
C
Rudolf en Tijmen
D
geen van allen

Slide 26 - Quiz

De pijlen in de tekening hieronder geven de gaswisseling aan in een longblaasje en in een spiervezel.
Welke pijl bij het longblaasje en bij de spiervezel geeft
de richting aan waarin de meeste zuurstof gaat?
A
bij het longblaasje pijl 1; bij de spiervezel pijl 3
B
bij het longblaasje pijl 1; bij de spiervezel pijl 4
C
bij het longblaasje pijl 2; bij de spiervezel pijl 3
D
het longblaasje pijl 2; bij de spiervezel pijl 4

Slide 27 - Quiz

Je bloed vervoert koolstofdioxide naar de longen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 28 - Quiz

Letter A =
A
Bronchie
B
Luchtpijp
C
Middenrif
D
Slokdarm

Slide 29 - Quiz