Waarom verschillende klimaten in de V.S.?
Deel 2: neerslag factoren
3 situaties waarin lucht gaat stijgen:
1. Lucht wordt opgewarmd bij de evenaar = stijgingsregen
2. Warme en koude lucht botsen (tussen de 50 en 60 graden) = frontale regen
3. De wind duwt vochtigve lucht tegen een gebergte omhoog: stuwingsregen (B58). Gebergten zijn dus zowel een temperatuurfactor (B56) als een neerslagfactor.
De ligging van een gebied aan zee of ver landinwaarts is een andere neerslagfactor. Aan zee brengen aanlandige winden vaak vochtige zeelucht mee. Vlak aan zee is die invloed veel sterker dan op honderden kilometers landinwaarts. Bij aflandige winden blijft het droog.