3.8: de buurt

3.8 de buurt
Aan het einde van de les ken je de woorden die te maken hebben met je buurt.

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

3.8 de buurt
Aan het einde van de les ken je de woorden die te maken hebben met je buurt.

Slide 1 - Slide

Waar zie je de straat?
A
B
C
D

Slide 2 - Quiz

Ik ............... thuis.
A
ben
B
bent
C
is
D
zijn

Slide 3 - Quiz

Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen 3.1 t/m 3.7
Uitleg over 3.8
Check 3.8
Opdrachten maken 3.8
Nakijken 3.8
Exit 3.8

Slide 4 - Slide

de buurt
  • een deel van een stad 
  • buurt - buurten
  • zin: Ik woon in de buurt van de school.
  • zin: In mijn buurt wonen veel kinderen.

Slide 5 - Slide

De trap
Ik loop op de trap naar beneden.

Met de trap kan ik naar de eerste verdieping.

Slide 6 - Slide

het park
Er staan bomen in het park. 

We lopen ‘s ochtends door het park naar school.


 

Slide 7 - Slide

De stad
Delft is een stad.

Zin: Er wonen veel mensen in de stad.
Zin: In de stad heb je hoge flats.

Slide 8 - Slide

Het dorp
Het dorp is niet zo groot.

Het is heel gezellig in het dorp.

Slide 9 - Slide

de verdieping
Opa en oma wonen op de 4e verdieping.

Een flat met 12 verdiepingen is heel hoog! 

Slide 10 - Slide

veel
weinig

Slide 11 - Slide

laag
hoog

Slide 12 - Slide

de lift

Slide 13 - Slide

de winkel
  • een gebouw waar je dingen kunt kopen
  • de winkel - de winkels
  • zin: De verkoper in de winkel is erg aardig.

Slide 14 - Slide

Welk plaatje is een lift?
A
B

Slide 15 - Quiz

Mijn buurman is.....
A
verdieping
B
aardig
C
buurt
D
trap

Slide 16 - Quiz

de stad
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz