OEFENTOETS ISLAM

Wat betekent het woord "Islam" letterlijk?
A
God is groot
B
Overgave of onderwerping
C
Neerbuigen voor God
D
De heersende godsdienst
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
GodsdienstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Wat betekent het woord "Islam" letterlijk?
A
God is groot
B
Overgave of onderwerping
C
Neerbuigen voor God
D
De heersende godsdienst

Slide 1 - Quiz

Hoeveel dagen na de geboorte krijgt een islamitisch kind zijn naam
A
Direct na de geboorte
B
Op de 2e dag
C
Op de 7e dag
D
Op de 10e dag

Slide 2 - Quiz

Wat is een minaret?
A
De karakteristieke koepelvormige dak van de moskee
B
Is de nis in de muur richting Mekka
C
Een gebedsruimte waar je kunt bidden
D
Toren vanwaar de oproep tot gebed is te horen.

Slide 3 - Quiz

Alle moslims, waar zij ook wonen, voelen zich verbonden met de wereldwijde islamitische geloofsgemeenschap. Hoe noemen we dat?
A
Islam
B
Sjaria
C
Soenna
D
Oemma

Slide 4 - Quiz

De 2e zuil, de 'salaat'. Wat betekent 'salaat'?
A
Overgave
B
Bidden
C
Oproepen
D
Praten

Slide 5 - Quiz

In de moskee bevindt zich een minbar. En minbar is
A
De gebedsnis
B
De wasruimte
C
De preekstoel
D
De minaret

Slide 6 - Quiz

Waarop had Mohammed in zijn toespraken vooral kritiek?
A
Op egoïsme van de rijke handelaren en het polytheïsme
B
Op het egoïsme van de rijke handelaren en het monotheïsme
C
Op het monotheïsme en de polygamie
D
Op de polygamie en het egoïsme van de rijke handelaren

Slide 7 - Quiz

De grote betekenis van de vrijdag voor Moslims is:
A
Dan is het bijna weekend
B
Het gemeenschappelijk gebed in de moskee
C
Het geven van aalmoezen aan de armen
D
Het besnijden van de jongens die in de afgelopen week zijn geboren

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak is niet waar?
A
De Hadj is de bedevaart naar Mekka
B
Door Zakat wordt de moslim 5 x per dag aan God herinnerd.
C
Islam betekent overgave
D
Door de Saum weet de Moslim zich verbonden met de armen van de wereld.

Slide 9 - Quiz

Wat is een soera?
A
Een uitspraak van Mohammed
B
Een verhaal over Mohammed
C
Een hoofdstuk uit de koran
D
Een vers uit de koran

Slide 10 - Quiz

Welke bewering bij een huwelijk bij moslims is niet juist?
A
Een islamitische man mag met een joodse vrouw trouwen
B
Een islamitische man mag met een christelijke vrouw trouwen
C
Een moslima mag met een islamitische man trouwen
D
Een moslima mag met een christelijke man trouwen

Slide 11 - Quiz

Welke stroming in de Islam is de grootste. Heeft de meeste volgers.
A
Soennieten
B
Sjieten
C
Alevieten
D
Salafisten

Slide 12 - Quiz

Leg uit waarom de moslims de God van de christenen als polytheïsme ervaren?

Slide 13 - Open question

Er zijn 2 vormen van Jihad: Grote Jihad en kleine Jihad.

Wat is het verschil tussen deze 2 en geef een voorbeeld.

Slide 14 - Open question

Noem 2 kenmerken die horen bij het gedachtegoed van de Alevieten?

Slide 15 - Open question

Tijden het jaarlijkse vasten zijn er groepen mensen vrijgesteld. Noem er drie.

Slide 16 - Open question