Geluid H7

5 Geluid-hinder
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

5 Geluid-hinder

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Welkom / toetsdatum   
  • Voorkennis    
  • leerdoelen    
  • uitleeg    
  • Zelfstandig werken   
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Voorkennis activeren
Wat hebben we gedaan in H7.3 ?

Slide 3 - Slide

Muziekinstrumenten
Snaarinstrumenten 

Slide 4 - Slide

Snaren geven een bepaalde toon
Door de snaren te laten trillen ontstaat er een bepaalde toon. 
Lange snaren maken lage tonen, korte snaren maken hoge tonen. 
Dikke snaren maken lage tonen, dunne snaren maken hoge tonen.  
Losse snaren maken lage tonen, strak gespannen snaren maken hoge tonen. 

Slide 5 - Slide

Hoe weet je of je de juiste toon hebt?
Snaarinstrumenten kun je stemmen.  
 
Dit doe je door de snaar strakker of losser te maken. 

Slide 6 - Slide

Frequentie
  • Snaren trillen met een bepaalde snelheid. De snelheid noem je frequentie.  
  • De frequentie is het aantal trillingen per seconden.  
  • 1 trilling per seconde is 1 Hertz (1 Hz) 
  • Kijk naar de stemvork, hierop staat 440 Hz. 

Slide 7 - Slide

Mensen horen ook niet alles.
Mensen kunnen maar bepaalde toonhoogtes horen. Dit noem je het frequentiebereik.  
Goede oren kunnen tonen horen tussen  20 en 20 000 Hz. 
Als je ouder wordt ga je minder goed horen. Iemand van 70 jaar kan maar tot 14 000 Hz horen. 
 

Slide 8 - Slide

leerdoelen 7.4
  1. Je kunt een ander woord voor geluid-sterkte geven.  
  2. Je weet wat de eenheid van geluid-sterkte is.  
  3. Je kunt uitleggen waarom een decibel-meter twee schalen en twee standen heeft.  
  4. Je weet hoe je het zachtste geluid noemt dat je nog kunt horen.  
  5. Je kunt vertellen bij hoeveel decibel een geluid de pijngrens bereikt.  
  6. Je kunt vertellen vanaf hoeveel decibel een geluid gehoor-schade kan veroorzaken als je er te lang naar luistert.  
  7. Je kunt uitleggen waarom je in sommige situaties gehoor-beschermers moet dragen.
  8. Je kunt uitleggen wanneer je over geluid-hinder spreekt. 
  9. Je kunt voorbeelden geven van maatregelen om geluid-hinder bij een drukke autoweg tegen te gaan.

Slide 9 - Slide

Geluid is hard of zacht
De geluidssterkte kun je bij veel apparaten regelen. Dit wordt ook wel het volume genoemd. 
 Je kunt de geluidssterkte meten met een decibelmeter

Slide 10 - Slide

Geluid is hard of zacht
In afbeelding 3 zie je de schaal van een decibel-meter. De wijzer beweegt langs de schaal. Op die manier kun je aflezen hoe hard het geluid is. Je ziet getallen boven en onder de schaal. Dat komt omdat de decibel-meter twee standen heeft. Die twee standen zijn: low (laag) en high (hoog). 

Slide 11 - Slide

Gehoordrempel
Heel zacht geluid kun je niet horen. Het zachtste geluid dat je nog kunt horen noem je de gehoordrempel.  
Dit is niet voor iedereen hetzelfde.  
Je kunt voor verschillende toonhoogtes verschillende gehoordrempels hebben. 

Slide 12 - Slide

Gehoordrempel

Slide 13 - Slide

Pijngrens & gehoorschade
Harde geluiden kunnen zelfs pijn doen. Een geluid van 140 dB doet pijn aan je oren. Dit is dan ook de pijngrens.  
Als je vaak naar harde geluiden luistert kun je dus gehoorschade oplopen. Dat is niet te verbeteren. 

Slide 14 - Slide

Geluidshinder
Geluidshinder is last hebben van geluid.  
Je kunt een aantal maatregelen nemen om geluidshinder te voorkomen. 

Slide 15 - Slide

Zelfstandig werken
Lees  je werkboek blz. 131 t/m  147.  
Maak alle digitaal opgaven   
Klaar: Lees paragraaf H7.1/7.2/7.3 doorlezen en opgaven maken

Slide 16 - Slide

Onthouden!  
Volume is een ander woord voor geluid-sterkte.  
Geluid-sterkte meet je met een decibel-meter.  
Een decibel-meter heeft twee standen: Lo en Hi.  
De eenheid van geluid-sterkte is decibel (dB).  
10 dB is zacht geluid, 100 dB is hard geluid.  
De gehoor-drempel is de kleinste geluid-sterkte die je nog kunt horen.  
Bij de pijngrens gaat geluid pijn doen aan je oren.  
Geluid boven 80 dB kan je gehoor beschadigen.  
Gehoor-beschermers beschermen je oren tegen hard geluid.  
Bij geluid-hinder heb je last van geluid.  
Tegen geluid-hinder kun je maatregelen nemen.

Slide 17 - Slide

Geluidsbronnen
Geluidsbronnen zijn voorwerpen die geluid maken. 
Je kunt denken aan: machines, instrumenten, luidsprekers etc. 

De geluidsbron zorgt er voor dat er een trilling ontstaat. 
Die trillingen hoor je in je oor als geluid. 

Slide 18 - Slide

Geluidstrillingen
Als je praat, trillen je stembanden

Als je gitaar speelt, trillen de snaren

Een je trommelt, trilt het trommelvlies

Je kunt een bij horen vliegen, omdat zijn vleugels trillen.

Slide 19 - Slide

Hoe bereikt het geluid jouw oren?
De luchtdruk rondom het voorwerp verandert een klein beetje, waardoor de trillingen zich in alle richtingen bewegen. 

De trillingen bewegen door een tussenstof naar jouw oren. 

Meestal is die tussenstof lucht 

Slide 20 - Slide

Tussenstof
de tussenstof is vaak lucht, maar niet altijd. 

De tussenstof kan ook een vast stof of vloeistof zijn. 

De snelheid van geluid is afhankelijk van de tussenstof
In de lucht is de geluidsnelheid ongeveer 340 m/s

Slide 21 - Slide

Geluid horen
De trillingen/geluidsgolven bereiken je oren. 

Je trommelvlies gaat meetrillen met de geluidsgolven.
Je hersenen ontvangen een signaal van zintuigcellen waardoor je geluid 'hoort' 

Slide 22 - Slide