§4.2 Tussen de wereldoorlogen

§4.2 Tussen de wereldoorlogen
Het interbellum
(van november 1918 tot september 1939)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§4.2 Tussen de wereldoorlogen
Het interbellum
(van november 1918 tot september 1939)

Slide 1 - Slide

Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 2 - Slide

communisten
dictatuur
terreur
totalitair
planeconomie
fascisme
indoctrinatie
economische crisis
nationaalsocialisme 
nazi's

Slide 3 - Slide

Lees paragraaf 4.2!
timer
8:00

Slide 4 - Slide

Huiswerk:
Maken 4.2: 1 t/m 5
Leren: 4.1 en 4.2 

Slide 5 - Slide

Russische Revolutie 1917
Rusland van een tsarenrijk in een dictactuur o.l.v. Lenin. Hij voert het communisme in. 
Kenmerken communisme:

In volgende dia: Clipphanger 'Wat is communisme'? (0:58)
1. Alle bezit is van de staat;
2. 1 leider heeft alle macht;
3. Er is een totalitaire staat (de staat beheerst de volledige samenleving,  bv manier van denken);
4. Alle andere politieke partijen zijn verboden;
5. De bevolking wordt onderdrukt met terreur (bangmakerij met geweld);
6. Opvolger Stalin (vanaf 1922) voert ook een planeconomie in (de overheid bepaalt per 5 jaar wat boerderijen en fabrieken moeten produceren)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Welke uitspraak over het communisme is onjuist?
A
Toen Rusland een communistisch land werd, kreeg het de nieuwe naam 'de Sovjet-Unie' met een nieuwe vlag (zie plaatje hierboven)
B
Een kenmerk van het communisme is het toepassen van terreur.
C
De Russische Revolutie was in 1917
D
Stalin wordt gezien als oprichter van het communisme.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Het fascisme
Kenmerken:
1. Er is een dictator die bepaalt wat goed is (bv Mussolini in Italie);
2. Fascisme is anti-democratisch en nationalistisch (eigen staat is belangrijkst);  
3. Fascisme gaat uit van ongelijkheid (de hoogontwikkelden moet de laagontwikkelden leiden);
4. Geweld is goed (geen woorden, maar daden), knokploegen (bv 'de zwarthemden' in Italie) bewaken met geweld de rust; 
5. De vrouw is ondergeschikt: haar taak is het krijgen van kinderen.
6. Toepasen van indoctrinatie (het opdringen en inprenten - hersenspoeling - van jouw ideeen via media)


Volgende dia: Cliphanger 'Wat is facisme'? (1:26)

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Beurskrach (24 oktober 1929 - 'zwarte donderdag')
Alle genoemde extreme manieren om een land te besturen (communisme, fascisme en nationaalsocialisme) kregen meer aanhangers toen vanaf 1929 een economische crisis ontstond in de VS en later de hele wereld raakte. Gevolg: bedrijven failliet, mensen ontslagen en grote armoede).
Volgende dia: Hoe ging het met Nederland in deze crisisjaren?                    Crisisjaren - Histoclips (+ 13:00)


Slide 14 - Slide

economische crisis 1929

  • 1929 Wallstreetcrash, Amerikaanse beurs zakt in.
  • Leningen worden teruggevraagd aan Duitsland.
  • Grote werkloosheid.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Het nationaal-socialisme, ook wel Nazi's
Kenmerken:
1. Dezelfde kenmerken als het facisme,  maar dan in Duitsland o.l.v. Hitler, plus
2. Racistisch (arische ras het beste) door het toepassen van de rassenleer
Polititieke partij: De NSDAP

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welke politieke stroming heeft als kenmerk dat het racistisch is?
A
Het communisme
B
Het fascisme
C
Het nationaalsocialisme
D
Geen van de genoemde politieke stromingen is juist.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Video

Twee uitspraken:
1. De economische crisis was vooral in de jaren '20 van de vorige eeuw en begon in de Verenigde Staten.

2. De economische crisis in de Verenigde Staten werd veroorzaakt doordat de Amerikaanse bevolking zoveel nieuwe spullen had gekocht, waardoor zij geen behoefte meer hadden om nog meer te kopen. Fabrieken bleven nu met hun producten zitten en hadden dus geen arbeiders meer nodig.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 21 - Quiz

Hoe heette de Nederlandse minister-president tijdens de crisisjaren van de jaren '30 in de vorige eeuw?
A
Rutte
B
Drees
C
Colijn
D
Schaepman

Slide 22 - Quiz

Twee uitspraken:

1. Door de Russische Revolutie werd Rusland (ook wel de Sovjet-Unie) een nationaal-socialistisch land.

2. Hiernaast zie je de vlag van Rusland.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 23 - Quiz

0

Slide 24 - Video

Twee uitspraken:

1. Het communisme, het fascisme en het nationaalsocialisme kennen alle drie een dictatuur.

2. Lenin (zie plaatje hiernaast) was een fascist.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 25 - Quiz

Adolf Hitler is een....
A
communist
B
fascist
C
nationaal-socialist
D
nationaal-democraat

Slide 26 - Quiz


Stel, je moet verhuizen naar een communistisch land, of naar een fascistisch land, of naar een nationaal-socialistisch land.

Welk land zou je dan kiezen? Leg je keuze met een goede reden uit:
timer
1:00

Slide 27 - Open question

Huiswerk:
Maken 4.2: alles
Leren: 4.1 en 4.2 

Slide 28 - Slide