This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
SMART DOELEN
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaalt
Je kan controleren of je het doel hebt behaald
Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)
Slide 4 - Slide
Belangrijkst regel
Specifiek zijn
Waarom is meer sporten of meer afvallen geen specifiek doel?
Slide 5 - Slide
Specifiek
Voorkomen dat het doel vaag is.
Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
Wat wil je bereiken?
Wie zijn erbij betrokken?
Waar ga je het doel uitvoeren?
Is het een concreet doel?
Waarom wil je dit doel bereiken?
Slide 6 - Slide
Meetbaar
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt? Je doel moet meetbaar zijn. Bij afvallen kun je kiezen voor aantal kilo’s. Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.
Slide 7 - Slide
Acceptabel
Sluit het doel aan bij de opdracht?
Je weet waarom je het doel wilt bereiken
Slide 8 - Slide
Realistisch
Is het doel haalbaar?
Niet te moeilijk en niet te makkelijk
Slide 9 - Slide
Tijdgebonden
Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
Wanneer ben je klaar?
Wanneer is het doel behaald?
Slide 10 - Slide
Door elke dag een uurtje te fietsen wil ik na 10 weken 2,5 kilo afvallen.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 11 - Quiz
Ik wil dat mevr. Jansen tijdens het ontbijt voldoende eet.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd
Slide 12 - Quiz
Ik wil dat mevr. Jansen tijdens het ontbijt voldoende eet: maak hem smart.