This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
HOI!
Hoe gaat het met je?
Hoe ging het volgende week?
Slide 1 - Slide
RECAP PERIODE 2
P2 ging over:
ONDERZOEK
Slide 2 - Slide
De recap van vandaag is ook meteen een oefening voor de kennnistoets. De vraagstelling is exact hetzelfde als de kennistoets... GOED OM MEE TE OEFENEN!
Slide 3 - Slide
Wat is een andere benaming voor de term ijk persoon?
A
Persona
B
Individu
C
Contact
D
Vaste Klant
Slide 4 - Quiz
Waarvoor gebruik je als ondernemer een SWOT-analyse? Kies het beste antwoord.
A
Om je persoonlijke zwakke punten te achterhalen
B
Om de sterke en zwakke punten van je ondernemersidee te bepalen
C
Om alleen de externe bedreigingen te bepalen
D
Om de interne en externe kansen en bedreigingen van de onderneming te bepalen
Slide 5 - Quiz
Wanneer kun je een doelgroepanalyse gebruiken?
A
Wanneer je een persbericht opstelt
B
Wanneer je een logo laat ontwerpen
C
Wanneer je nadenkt over je promotie strategie
D
In alle bovengenoemde situaties
Slide 6 - Quiz
Waarom zou je een marktonderzoek doen?
A
Omdat je dan weet wie je concurrenten zijn.
B
Zodat je je social media op de juiste manier kunt richten op je klanten.
C
Omdat je door het marktonderzoek meer geld kunt verdienen.
D
Uit een marktonderzoek blijkt hoe je klanten naar je bedrijf kunt trekken. Het is de basis voor jouw marketing.
Slide 7 - Quiz
Wat is een doelgroep analyse?
A
Het maken van een ijkpersoon
B
Informatie over een een groep mensen met verbindende unieke eigenschappen verzamelen.
C
Een beschrijving van je fans
D
Een enquete onder mensen zodat je je klant kunt bepalen.
Slide 8 - Quiz
Wat is het doel van een concurrentie analyse?
A
Om meer geld te verdienen dan mijn concurrent
B
Geeft inzicht in de markt van jouw concurrenten
C
Veel onnodig werk
D
Alle concurrenten opzoeken en noteren
Slide 9 - Quiz
SWOT staat voor?
A
Strengths, Weaknesses, Opposites, Threats
B
Strengths, Weaknesses, Opportunities, Threats
C
Strengths, Whereabouts, Opportunities, Threats
D
Strengths, Weaknesses, Opportunities, Time
Slide 10 - Quiz
Wat zijn de factoren waarmee je rekening houdt bij prijsbepaling?
A
levertijd, kosten en concurrentie
B
distributie, levertijd en concurrentie
C
kosten, vraag en concurrentie
D
communicatie, vraag en concurrentie
Slide 11 - Quiz
Wat is marge?
A
De verkoopprijs
B
De inkoopprijs
C
Het verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs
D
De omzet
Slide 12 - Quiz
Hoe bepaal je je verkoopprijs?
A
Door te kijken naar wat concurrenten doen met hun prijs
B
Door te kijken naar je constante kosten, variabele kosten, benodigd inkomen en je
declarabele uren.
C
Door iets boven je break even te zitten met je prijs
D
Een beetje logisch nadenken en checken wat de klant er voor wil betalen
Slide 13 - Quiz
Wat is een offerte?
A
Een betalingsbewijs
B
Een voorstel met prijs en voorwaarden
C
Een korting
D
Een garantiebewijs
Slide 14 - Quiz
Wat zet je op een offerte?
A
jouw gegevens en de gegevens van jouw klant
B
samenvatting van de werkzaamheden
C
jouw uurtarief of (totaal)prijs
D
Antwoord a b en c zijn goed
Slide 15 - Quiz
Wat ze je o.a. in je algemene voorwaarden?
A
betalingsvoorwaarden, incasso, prijs en garantie.
B
overmacht, aansprakelijkheid, opzegtermijn en korting
C
leveringsvoorwaarden, garantie, klachten en aansprakelijkheid
D
product, prijs, korting en betalingsvoorwaarden
Slide 16 - Quiz
Als ondernemer algemene voorwaarden hanteren is
A
onverstandig
B
verplicht
C
verstandig
D
verboden
Slide 17 - Quiz
Wat betekent het begrip imago?
A
Alles wat je doet om je bedrijf tot een succes te maken
B
Hoe je zelf kijkt naar je bedrijf
C
Hoe de werknemers kijken naar het bedrijf
D
Hoe de klant kijkt naar het bedrijf
Slide 18 - Quiz
wat is ook alweer een USP
A
een Unique Special Product
B
een Unique Selling Point
C
een Unique Selling Product
D
Een Unique Selling Place
Slide 19 - Quiz
Waarom zit er een USP in een ondernemersplan/marketingplan?
A
Het is een manier om geld te genereren
B
Om de betrokkenen er bewust van te maken
C
Het is een fundamenteel onderdeel van een solide marketing campagne
Slide 20 - Quiz
Branding gaat om...
A
Een plek in het hoofd van jouw klant innemen
B
De omschrijving van de belangrijke voordelen van het product
C
Je onderscheiden t.o.v. jouw concurrent
D
Het definiëren van jouw doelgroep
Slide 21 - Quiz
Een voorbeeld van branding is...
A
Website
B
het 'gevoel' wat een product of dienst oproept
C
Posters
D
Concurrentie analyse
Slide 22 - Quiz
Waarom is het verstandig om als ondernemer een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten?
A
Om het inkomensverlies bij (langdurige) ziekte af te dekken
B
Om in te dekken dat de ondernemer genoeg kwaliteit heeft.
C
Om meer inkomen te genereren
D
Om het inkomstenverlies bij ontslag af te dekken
Slide 23 - Quiz
Wat zit niet inbegrepen bij een rechtsbijstandverzekering?
A
Je krijgt hulp als iemand juridische stappen tegen jou onderneemt.
B
Je krijgt juridische hulp als je conflicten krijgt met zakenrelaties of personeelsleden.
C
Je krijgt financiële ondersteuning als je door ziekte niet meer in staat bent om te
werken
D
De juridische hulp wordt vergoed door jouw verzekeraar zodat je uiteindelijk geen
torenhoge kosten hebt.
Slide 24 - Quiz
Een ondernemersplan schrijf je voor:
A
Jezelf
B
De bank of investeerders
C
Jezelf én de bank of investeerders
D
Je toekomstige klanten
Slide 25 - Quiz
Wat is een ondernemingsplan?
A
In het plan staat wie je bent als ondernemer, hoe de markt eruitziet en wat je bedrijfsidee is.
B
In het plan staat hoe je bedrijf heet en wie je eerste opdrachtgever is.
C
In het plan staat hoeveel personeel je gaat aannemen en hoe je jouw producten of diensten gaat ontwikkelen.