H3 Produceren voor de markt

1 / 42
next
Slide 1: Slide
SchoonheidsverzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, Chromebook, JdW-map, etui 
timer
3:00

Slide 2 - Slide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Leerdoelen paragraaf 3.1
Je leert hoe bedrijven de productiefactoren gebruiken
Wat het verschil is tussen mechanisering en automatisering
Hoe je de kostprijs per product kunt berekenen
Voorbeelden van technologische ontwikkelingen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Productiefactoren
Alles wat je nodig hebt kun je indelen in de volgende productiefactoren:
Kapitaal
Arbeid
Natuur
Ondernemerschap

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Beloningen productiefactoren
Productiefactor:              Beloning:
kapitaal                           rente / huur
arbeid                             loon
natuur                             pacht
ondernemerschap          winst

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Mechanisatie
Bij mechanisatie nemen machines het werk over van mensen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Verschillende soorten automatisering

  • Industrie automatisering 
  • Automatisering in dienstverlening
  • Digitale automatisering 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Kostprijs per product

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Productiefactoren
A
natuur, werk, rente
B
kapitaal, arbeid, natuur
C
kapitaal , rente, winst
D
loon, arbeid, werk

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Productiefactoren en de beloning
Om te produceren heb je productiefactoren nodig.
Iedere productiefactor heeft zijn eigen beloning.
Combineer de productiefactoren met de beloningen.


Arbeid
Kapitaal
Natuur
Ondernemerschap
Loon
Rente
Pacht
Winst

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Leerdoelen paragraaf 3.2
Je leert wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je deze berekent.
hoe je de brutowinst kunt berekenen
Wat voorbeelden van bedrijfskosten zijn
Hoe je het nettoresultaat kunt berekenen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Wat hebben deze rijtjes nu met elkaar te maken?
verkoopprijs x afzet = omzet

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Wat is omzet?





Wat is de formule van omzet?
verkoopprijs x Afzet = omzet 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Nettowinst berekenen voorbeeld
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde
Nettoresultaat = brutowinst - bedrijfskosten
Voorbeeld

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs
  • In ons voorbeeld is de brutowinstmarge 50%. 
  • Reken maar uit!!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Bedrijfskosten
De kosten die een winkel moet maken om te functioneren noem je bedrijfskosten.

Voorbeelden van bedrijfskosten zijn: huur, loon, verzekeringen, elektriciteit, reclamekosten, enzovoort.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is de afzet?
A
Het aantal producten dat je hebt verkocht
B
de waarde van de verkochte producten
C
Het aantal producten dat je hebt ingekocht
D
De waarde van de producten die je hebt ingekocht

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Groepen van maken: inkoopwaarde en bedrijfskosten
Noem voorbeelden van kosten ..

Slide 26 - Mind map

This item has no instructions

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...
A
Afzet x Verkoopprijs
B
Verkoopprijs x Inkoopprijs
C
Afzet x Inkoopprijs
D
Kosten + Verkoopprijs

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

De omzet was 70.000 euro
De omzet is met 10% gestegen.
Hoeveel is de omzet nu?
A
75.000 euro
B
80.000 euro
C
77.000 euro
D
85.000 euro

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn geen bedrijfskosten
A
Huur
B
Loonkosten
C
De gasrekening
D
Inkoopkosten

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen paragraaf 3.3
Hoe je met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekent
hoe je de consumentenprijs berekent
hoe je terugrekent van de consumentenprijs naar de prijs exclusief btw

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Brutowinstopslag
                       Het verschil tussen de verkoopprijs en de inkoopprijs is de brutowinstopslag






Brutowinstopslag = verkoopprijs - inkoopprijs
Inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs
inkoopprijs
€10
brutowinstopslag
50%  = €5,-
verkoopprijs 
€15

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Consumentenprijs
Verkoopprijs incl. btw = consumentenprijs
De prijs die de consument betaalt voor een product in de winkel.

Verkoopprijs + btw   = consumentenprijs
100%                 +  21%  =  121% bij "luxe" goederen
100%                  + 9%    =  109% bij "levensmiddelen" 




Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Verkoopprijs
Het bedrag dat je bij de inkoopprijs optelt -> brutowinstopslag
Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag

Je koopt schoenen in voor € 45 en verkoopt ze met een brutowinstopslag van 95%. Wat is de verkoopprijs?

(tabel of in formule 1% uitrekenen)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Wat is de consumentenprijs?
A
Verkoopprijs zonder BTW
B
Verkoopprijs
C
Verkoopprijs met BTW
D
Inkoopprijs

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Leerdoelen paragraaf 3.4
Je leert wat arbeidsproductiviteit is en hoe je deze kunt berekenen.
hoe de arbeidsproductiviteit kan toenemen
wat de productiecapaciteit is en hoe die groter kan worden
voorbeelden van maatschappelijke kosten en opbrengsten van productie

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsproductiviteit
Berekenen arbeidsproductiviteit:
Totale productie in een periode/ aantal werkenden

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Arbeidsproductiviteit


  • Productie per persoon in een bepaalde tijd   (dus hoeveel produceert één werknemer)
  • - om zoveel mogelijk winst te behalen, wil je een zo'n hoog mogelijke arbeidsproductiviteit

  • arbeidsproductiviteit verhogen door:
  • technologische ontwikkeling, zoals automatisering en mechanisering
  • betere arbeidsverdeling (wie doet wat, specialisatie)
  •  scholing
  • prestatiebeloning (bonus)

  • arbeidsproductiviteit = totale productie per periode : aantal werkenden

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Productiecapaciteit
alles wat beschikbaar is in een onderneming (arbeid en kapitaal) om te produceren, bepalen de productiecapaciteit.

Wordt de productiecapaciteit niet benut, dan is er sprake van onderbezetting


Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke kosten
 Productie en consumptie leiden tot maatschappelijke kosten

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke kosten
Maatschappelijke kosten zijn de kosten van milieuvervuiling die door ons allemaal worden betaald.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke opbrengsten (4)
Maatschappelijke opbrengsten = alle voordelen die de samenleving heeft van een hogere productie bij bedrijven

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Maatschappelijke opbrengsten
Meer productie
=
meer banen
=
meer inkomen
=
meer welvaart

Slide 42 - Slide

This item has no instructions