Venapunctie VTH LJ2P3 les 4

1 / 44
next
Slide 1: Slide
VerpleegkundeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:

  • Kennis opfrissen over de anatomie van het hart, bloedvaten en bloedsomloop
  • Theoretische en praktische kennis opdoen over het uitvoeren van een venapunctie

Slide 2 - Slide

les 1:

- anatomie herhalen van hart, bloedvaten en bloedsomloop
- indicatie en contra-indicatie van venapunctie 
les 2:

- benodigde materiaal voor handeling venapunctie
- complicaties 
- handeling 
- Quizzzz

Slide 3 - Slide

Wat weet jij al over de verpleegtechnische handeling venapunctie?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Nu jullie: Pak pen en papier en schrijf de juiste benaming bij de cijfers. (5 min)
timer
5:00

Slide 7 - Slide


1. Longslagader (arteri pulmonalis, O2 arm)
2. Aorta (belangrijkste slagader, O2 rijk)
3. Linkerkransslagader (coronair arteri)
4. Afdalende tak
5. Kransader
6. Ombuigende tak
7. Holle ader (vena cava inferior, onderste en superior, bovenste)
8. Rechterkransslagader (coronair arteri)
9. Longaders (veni pulmonalis, O2 rijk)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je vandaag hebt geleerd:

Slide 12 - Mind map

Vragen? Vragen!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Lesdoelen:

  • Kennis opfrissen over de anatomie van het hart, bloedvaten en bloedsomloop
  • Theoretische en praktische kennis opdoen over het uitvoeren van een venapunctie

Slide 15 - Slide

les 1:

- anatomie herhalen van hart, bloedvaten en bloedsomloop
- indicatie en contra-indicatie van venapunctie 
les 2:

- benodigde materiaal voor handeling venapunctie
- complicaties 
- handeling 
- Quizzzz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Benoem 5 complicaties welke kunnen optreden bij een venapunctie.

Slide 27 - Open question

Waarom prik je in een vene om bloed af te nemen en niet in de arterie?

Slide 28 - Open question

Waarom prik je bij voorkeur niet op de hand bij een venapunctie?

Slide 29 - Open question

Welke bewering met betrekking tot de bloedverdeling over de bloedvaten is juist:
A
De arteriën bevatten meer bloed dan de venen.
B
De arteriën bevatten minder bloed dan de venen.
C
De arteriën bevatten evenveel bloed als de venen.

Slide 30 - Quiz

De uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen in versus koolzuur en afvalstoffen tussen bloed en weefsels vindt plaats in de:
A
Kleine slagaderen (de arteriolen)
B
Kleine venen (de venulen)
C
De Capillairen

Slide 31 - Quiz

Een kenmerk van de venen is:
A
De aanwezigheid van kleppen
B
Afwezigheid van kleppen
C
Mooi rond van vorm en veel elastische vezels.

Slide 32 - Quiz

Welke van de onderstaande cellen zijn verantwoordelijk voor het zuurstoftransport?
A
De trombocyten
B
De leukocyten
C
De erytrocyten

Slide 33 - Quiz

Kruisinfecties worden het meest veroorzaakt door….
A
Besmette handen
B
Circulerende tijdschriften
C
Verplaatsing van micro-organismen via de lucht

Slide 34 - Quiz

Hieronder staan twee beweringen. Welke bewering is juist of onjuist?
I. Voor het aantrekken van steriele handschoenen hoeven de handen niet gewassen of gedesinfecteerd te worden, omdat de handschoenen al genoeg beschermen.
II. Na het uittrekken van steriele handschoenen hoeven de handen niet gewassen of gedesinfecteerd te worden, omdat de handschoenen al genoeg beschermen.

A
I is juist en II is juist
B
I is onjuist en II is onjuist
C
I is onjuist en II is juist

Slide 35 - Quiz

Wat komt eerst bij de verzorging van een wond(je) na een prikletsel?
A
desinfecteren met alcohol 70%
B
goed laten doorbloeden
C
eerst melden

Slide 36 - Quiz

Bij het handen wassen is het van belang om de handen met stevig ronddraaiende
bewegingen te wassen. Wat is de minimale duur van het handen wassen?
A
minimaal 10 seconden
B
minimaal 30 seconden
C
minimaal 1 minuut

Slide 37 - Quiz

Een venapunctie wordt met voorkeur uitgevoerd:
A
op de handrug
B
in de bovenarm
C
in de elleboogplooi

Slide 38 - Quiz

Wat moet je doen wanneer er een hematoom ontstaat tijdens de venapunctie?

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide

Wat doe je volgens de wet voordat je aan de handeling venapunctie (voor iedere handeling) begint?
A
Je vraagt de patiënt om de juiste gegevens (naam + geboortedatum)
B
Je zorgt ervoor dat je werkbegeleider met je mee kijkt tijdens venapunctie
C
Je vraagt de patiënt om toestemming
D
Je mag als student, volgens de wet, geen venapunctie uitvoeren

Slide 41 - Quiz

Huiswerk:
Maak de verwerkingsopdrachten die horen bij thema 9 Venapunctie

Slide 42 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je vandaag hebt geleerd:

Slide 43 - Mind map

Vragen? Vragen!

Slide 44 - Slide