V3 - overige spelling

vwo 3
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

vwo 3

Slide 1 - Slide

inhoud 
  • les 1: met of zonder -n (NN, H2)
  • les 2: getallen (NN, H3)
  • les 3: afkortingen (NN, H4)
  • les 4 en 5: leestekens (NN, H5)
                                                                                                                              

Slide 2 - Slide

werkwijze
1. Vóór elke les bekijk je thuis het instructiefilmpje. De link naar het filmpje vind je in deze LessonUp of in Magister. 
2. Aan het begin van de les controleer je of je de uitleg begrepen hebt. Je maakt daarvoor een korte test. De link naar de test krijg je  van je docent.
3. De uitslag van de tekst bepaalt in welke groep je zit. Het groepsnummer geeft aan of je nog wat extra uitleg van je docent nodig hebt of dat je zelfstandig aan de slag kunt. 
4. Als je tijd over hebt in de les, lees je in je leesboek.
                                                                     Succes! 

Slide 3 - Slide

les 1 - met of zonder -n

Slide 4 - Slide

Maandag 3 oktober
Lezen ('5)
M. test in socrative
M. opdrachten die bij je score horen (zie deze lessonup)
Toets bespreken

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

test met of zonder -n
Begin met de test in Socrative. Ga naar: www.socrative.com en kies voor student login.
Room name: ASLHETSTREEK

Slide 7 - Slide

Opdrachten Talent (blz. 166 - 167)
groep 1: minder dan  50% goed (extra instructie)

groep 2: 50% t/m 75% goed

groep 3: 75% of meer goed
opdracht 7 t/m 11


opdracht 9 t/m 11

opdracht 10 en 11

Slide 8 - Slide

les 2: getallen

Slide 9 - Slide

Les 2

1. Maak de test in Socrative (room name: ASLHETSTREEK)

2. Maak de opdrachten die horen bij jouw score. Zie deze LessonUp.
3. Klaar? Ga lezen in je leesboek.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

test getallen
3. Maak de test in Socrative (room name: ASLHETSTREEK)

Slide 12 - Slide

opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 122 t/m 123)
groep 1: minder dan 50 % vragen goed (extra instructie)

groep 2: 50 tot 70 % vragen goed

groep 3: meer dan 70% goed
Kom vooraan zitten en volg de uitleg. M. opdracht 1, 2 en 3

opdracht 2 en 3

opdracht 2 (zin 1-8), opdracht 3 (zin 1-5)

Slide 13 - Slide

antwoorden h2

Opdracht 2

1 Op tweede paasdag bezochten zo’n driehonderd mensen de pasar malam.

2 Vanwege het slechte weer kwam ruim een derde van de kiezers niet naar de
stembus.

3 ‘De wortel uit zestien is vier’, zei de wiskundeleraar voor de derde
keer.

4 Van de 85 ingezonden kunstwerken werden er 6 genomineerd; de jury gaf
Jouri Timmermans de eerste prijs.

5 ‘We vallen om 20.00 uur aan’, zei de generaal. ‘Jullie moeten dus nog
drie uur geduld hebben.

6 Op dit weggedeelte mogen automobilisten vanaf 1 september 2015 130 km/uur
rijden.

7 In 2011 kwamen 661 mensen om in het verkeer,
tegenover 640 in 2010, wat een stijging betekent van 3,3 procent; twee derde
van de fietsslachtoffers was een vijfenzestigplusser.

8 De afgelopen drie jaar vielen er in Syrië bijna 68 duizend doden.

9 De 327 geënquêteerden moesten hun antwoorden invullen op een
7-puntsschaal.

10 Omdat het bedrijf vandaag vijftig jaar bestaat, mag elke vijftigste
bezoeker voor 50 euro producten uitzoeken.


 






Opdracht 3

1 vier vijfde

2 zes vijf negende

3 vier honderdste

4 vierhonderdste

5 driekwart miljoen

6 zes en een half

7 drieënveertigste

8 één drieënveertigste

9 twee negentiende

10 twee negen tiende

 


Opdracht 4

1 spinnenweb

2 geboorteplanning

3 langeafstandsloper

4 secondewerk

5 koeienmarkt

6 aanvangssalaris

7 fietsenmaker

8 knarsetanden

9 tweedekansonderwijs

10 smartengeld

11 blessureleed

12 dorpsschool

13 parterretrap

14 wiegenlied

15 reuzeaardig

16 huizenhoog

17 paardenvijg

18 beresterk

19 mijlenver

20 blindedarm

Slide 14 - Slide

les 3: afkortingen

Slide 15 - Slide

Vandaag
- M. opdracht 1 en 3, blz. 165, 166 (goed in je schrift schrijven, deze afkortingen worden gevraagd op de so!)
- Huiswerk: bekijk het filmpje over trema en apostrof (voor donderdag)

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

les 4: trema en apostrof

Slide 18 - Slide

les 4: trema en apostrof

- Lezen ('5)
- Lesdoelen
- Nakijken opdrachten afkortingen
- M. de test in Socrative: room name = ASLHETSTREEK
- M. opdrachten (zie schema)
- Vooruitblik volgende les

Slide 19 - Slide

Lesdoelen
• Je kan woorden met een trema of apostrof op een juiste manier schrijven: 
  • je snapt waar een trema toe dient 
  • je weet in welke vijf gevallen je een apostrof moet schrijven 

Slide 20 - Slide

Opdracht 1
1 voorbereidend wetenschappelijk onderwijs
2 airconditioning
3 Algemeen Nederlands Persbureau
4 België, Nederland, Luxemburg
5 belasting over de toegevoegde waarde
6 euro
7 eventueel
8 groente-, fruit- en tuinafval
9 water
10 hotels, restaurants en cafés
11 in samenwerking met
12 Koninklijke Nederlandse Voetbalbond
13 Megaherz
14 onder vermelding van
15 International Bank Account Number
16 technisch onderwijsassistent
17 zeer open asfaltbeton
18 zie ommezijde

Opdracht 3
1 BSN
2 cv
3 d.w.z.
4 DigiD
5 etc.
6 hetero
7 ivf
8 jl.
9 kW
10 CO2
11 LAKS
12 BuZa
13 NAVO
14 pin
15 PS
16 t.z.t.
17 zzp (of zzp’er)
18 zgn.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Opdrachten (blz. 166)
Verlengde instructie en opdracht 4 

opdracht 4 
 

opdracht 4 (even getallen) 
 

1. minder dan 50 % goed 
 

2. 50 tot 80 % goed 


3. meer dan 80 % goed  

Slide 24 - Slide

les 2: leestekens

Slide 25 - Slide

Donderdag


Opdracht nakijken

Socrative test (ASLHETSTREEK)

M. opdrachten: zie schema

Klaar? Lezen in je leesboek



Slide 26 - Slide

Opdracht 4

1 A4’tje

2 besproeiing

3 BN’er

4 cowboys

5 euro’s

6 functie-inhoud

7 glühwein

8 heien

9 hüttenkäse

10 intuïtie
11 lolly’tje
12 media-aandacht
13 milieu-inspectie 
14 nuance
15 puppy’s
16 reünie
17 wc’tje
18 WK-wedstrijd

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 210-211)
groep 1:  minder dan 50 & goed (extra instructie)

groep 2: 50 tot 80 % goed  


groep 3: meer dan 80 % goed


opdracht 2 t/m 5


opdracht 2 (oneven) en 3 t/m 5

opdracht 2 (oneven) en 3 en 5

Slide 29 - Slide

Opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 210-211)
Opdracht 2
1 , – staat tussen twee persoonsvormen;
; – staat tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen;
. – sluit de zin af.
2 : – kondigt een citaat aan;
‘ – geeft het begin van een citaat aan;
, – staat tussen een hoofdzin en een bijzin;
. – sluit de zin af;
’ – sluit een citaat af.
3 ‘– geeft aan dat het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis;
’ – geeft aan dat het woord zelf bedoeld wordt en niet de betekenis;
, – staat voor een aanspreking;
? – sluit een vraag af. 
4 , – staat voor een bijstelling; , – staat achter een bijstelling; : – kondigt een opsomming aan; , – staat tussen de delen van een opsomming; . – sluit de zin af. 5 : – kondigt een opsomming aan; ; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af; ; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af; ; – sluit een onderdeel van een lange opsomming af; . – sluit de zin af.   

Opdracht 3
pakket :
hebben ,
jongeren ,
module ;
vmbo ,

Slide 30 - Slide

Opdrachten Nieuw Nederlands (blz. 210-211)
Opdracht 4
Slapend rijk worden
Niks doen en daar bakken met geld mee verdienen; wie wil dat niet? De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA is op zoek naar proefpersonen die zeventig dagen lang in bed willen blijven liggen. Het bed is zestig graden gekanteld, zodat het hoofd lager ligt dan het lichaam. Een van de wetenschappers zegt over het onderzoek: ‘Als een mens zo lang in bed blijft liggen, lijken de symptomen en gevolgen op die van gewichtloosheid. Dat is precies waar NASA onderzoek naar wil doen.’
Opdracht 5
1 ‘Het gaat morgen de hele dag stormen’, zegt de weerman.
De weerman zegt: ‘Het gaat morgen de hele dag stormen.’
2 Na het eten zei mijn vader dat hij wel een kop koffie lustte.
3 ‘Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje’, zucht Joyce. Joyce zucht: ‘Ik heb echt geen zin in dat familiefeestje.’
4 De buurvrouw vraagt: ‘Hanna, kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’ De buurvrouw vraagt: ‘Kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen, Hanna?’
‘Hanna, kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’ vraagt de buurvrouw.
‘Kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen, Hanna?’ vraagt de buurvrouw.
‘Hanna,’ vraagt de buurvrouw, ‘kun jij vanmiddag even op mijn kinderen passen?’
5 Geschrokken riep Fedja dat het al tien uur was.
Fedja riep geschrokken dat het al tien uur was.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Donderdag 11 november
Nakijken laatste opdrachten
Opdracht werkwoordspelling
Wat willen jullie verder herhalen?
Eventueel: extra oefeningen overige spelling in Socrative beschikbaar.

Slide 33 - Slide

Werkwoordspelling
Maak zinnen van minimaal acht woorden met de volgende werkwoordsvormen:

gedeletet

verplichte

antwoordt

ontkend

verandert

Slide 34 - Slide

gedeletet

Slide 35 - Open question

verplichte

Slide 36 - Open question

antwoordt

Slide 37 - Open question

ontkend

Slide 38 - Open question

verandert

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Slide 42 - Link