M4 donderdag3
1 / 30
Lesson duration is: 45 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
der Ort
A
het oor
B
de plaats
C
de oren
D
de stoel
Slide 2 - Quiz
der Fluss
A
de vloed
B
de vloeistof
C
de rivier
D
beïnvloeden
Slide 3 - Quiz
stolz
A
trots
B
stollen
C
stol
D
trol
Slide 4 - Quiz
stimmen
A
stemmen
B
knikken
C
kloppen
D
meten
Slide 5 - Quiz
die Staumeldung
A
de melding
B
de stoom
C
de stoomlocomotief
D
de filemelding
Slide 6 - Quiz
der Moderator
A
het model
B
de presentator
C
de motor
D
de knalpijp
Slide 7 - Quiz
das Gerät
A
het raden
B
het rad
C
het apparaat
D
het gebit
Slide 8 - Quiz
knapp
A
knap
B
heel goed
C
mooi
D
bijna
Slide 9 - Quiz
das Getränk
A
het bedankje
B
de druivensap
C
de drank
D
de hut
Slide 10 - Quiz
Ich fahre ...London
A
nach
B
zu
C
in
D
noar
Slide 11 - Quiz
naar de VS gaan
A
nach die USA fahren
B
C
in
Slide 12 - Quiz
naar de VS gaan
A
nach die USA fahren
B
zu die USA fahren
C
in die USA fahren
D
noar die USA fahren
Slide 13 - Quiz
die U-Bahn
A
de tram
B
de bus
C
de metro
D
de trein
Slide 14 - Quiz
die Ampel
A
de drempel
B
het navigatiesysteem
C
het verkeerslicht
D
de snelheid
Slide 15 - Quiz
der Fahrgast
A
de passagier
B
de buschauffeur
C
de lifter
D
de kapitein
Slide 16 - Quiz
het wegrestaurant
A
die Raststätte
B
die Imbiss
C
die Wegrestaurant
D
die Bistro
Slide 17 - Quiz
het mes
A
die Messe
B
der Mesch
C
das Mes
D
das Messer
Slide 18 - Quiz
fahren (du)
Slide 19 - Mind map
treffen (er)
Slide 20 - Mind map
schlafen (ihr)
Slide 21 - Mind map
(der Mann) Ich stand (bij de man)
Slide 22 - Mind map
(das Fahrrad) Sie ist hier (met de fiets) gekommen.
Slide 23 - Mind map
Vertaal: Bent u hier bekend?
