WEBB H3.4 Deel 2

Welkom
3 MAVO ||  2022-2023


Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld


1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
3 MAVO ||  2022-2023


Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld


Slide 1 - Slide

Programma
  • Herhaling theorie H3.4 deel 1
  • Theorie H3.4 deel 2
  • Aan de slag
  • Opdracht bespreken
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

Het plaatje hiernaast is de geldkringloop. Om welke geldstroom gaat het bij de pijl met nr. 2?
A
Consumptie-uitgaven
B
Inkomens
C
Spaargeld
D
Bedrijfskrediet

Slide 3 - Quiz


Wat is beleggen?
A
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het meer oplevert dan sparen
B
Je steekt dan je geld in iets waarvan je verwacht dat het niets oplevert dan sparen
C
Je zet je geld op een spaarrekening
D
Je stopt je geld in een spaarpot

Slide 4 - Quiz

Het voordeel van beleggen in vergelijking met sparen is dat:
A
Je altijd iets geld krijgt: de rente.
B
Je al je geld kwijt kunt raken.
C
Je er meer geld mee kunt verdienen.

Slide 5 - Quiz

Wat hoort NIET bij beleggen?
A
Je hebt de kans dat beleggen meer oplevert dan sparen
B
Je kunt je geld nooit helemaal kwijt raken
C
Je loopt meer risico dan bij sparen
D
Bij aandelen aankoop wordt je mede-eigenaar van dat bedrijf

Slide 6 - Quiz

Met beleggen kun je geld verliezen
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quiz


Het risico van beleggen is.....
A
dat je geld minder waard kan worden
B
dat je niet over je geld kunt beschikken
C
dat je geld kwijt kunt raken
D
nihil, er kan weinig gebeuren

Slide 8 - Quiz

Wisselkoersen
We hebben allemaal verschillende soorten geld in de wereld.
Dit noemen we ook wel 'valuta'.

Veel landen in de Europese unie hebben de euro als betaalmiddel. Deze landen noemen we ook wel 'de eurozone'

De 'wisselkoers' geeft de verhouding tussen twee soorten valuta weer

Slide 9 - Slide

Hoe reken ik met vreemde valuta?
Voor €1 euro kan ik £0,79 Pond kopen.

Hoeveel is de waarde van £ 1 pond in euro's?





1,00
1,27
£
0,79
1

Slide 10 - Slide

€1 euro = 4,20 Zloty (Polen)
Hoeveel euro is 1 Zloty?

Slide 11 - Open question

Hoe reken ik met vreemde valuta?
Ik ga binnenkort naar Marokko op vakantie.
€1 euro is 10,80 dirham waard.
Ik wil € 500 euro omruilen voor dirham

Hoeveel dirham krijg ik?

500 x 10,80 = 5400 dirham

Slide 12 - Slide

Hoe reken ik met vreemde valuta?
Nu heb ik nog 550 dirham over aan het einde van mijn vakantie.
Per 11,24 dirham krijg ik een 1 euro terug van de bank
Hoeveel euro krijg ik terug van de bank?


Euro
1
0,088...
Dirham
11,24
1

Slide 13 - Slide

Hoe reken ik met vreemde valuta?
Nu heb ik nog 550 dirham over aan het einde van mijn vakantie
Per 11,24 dirham krijg ik een 1 euro terug van de bank
Hoeveel euro krijg ik terug van de bank?


Euro
1
0,088...
48,93..
Dirham
11,24
1
550

Slide 14 - Slide

€1 euro = 7,39 Deens kronen
Ik wil 250 euro omruilen voor Deense kronen
Hoeveel Deense kronen ontvang ik?

Slide 15 - Open question

Veranderende wisselkoersen
De wisselkoersen kunnen veranderen...

Als de dollar meer waard wordt, kan ik voor mijn 1 euro minder dollars krijgen.

Slide 16 - Slide

Transactiekosten
Als ik valuta moet omwisselen betaal ik transactie kosten.
De bank moet namelijk geld verdienen om hun kosten te betalen. Ook willen ze er op verdienen.

De transactiekosten bij het omwisselen van valuta noemen we ook wel 'provisie'.

Slide 17 - Slide

Wat geeft de wisselkoers aan?
A
hoeveel 1 EURO waard is in vreemde valuta
B
hoeveel 1 EURO waard is in de Eurozone
C
Als je vreemde valuta verkoopt krijg je de lage wisselkoers
D
Als je vreemde valuta koopt krijg je hoge wisselkoers

Slide 18 - Quiz

Wat is een wisselkoers?
A
geeft geen verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
B
geeft de verhouding tussen de euro en vreemde valuta aan
C
geeft de verhouding tussen de euro en euro aan
D
geeft de verhouding tussen de vreemde valuta en vreemde valuta aan

Slide 19 - Quiz

De wisselkoers van 1 euro is
wisselkoers kopen: $1,30
Wisselkoers verkopen: 1,28
Hoeveel krijg je voor 300 euro?
A
$384
B
$231
C
$234
D
$390

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Maken: Maken 3.4 tot en met opdracht 10
Zachtjes overleggen / Aan docent vragen
Klaar? Doorlezen en maken tot en met 
/Nakijken/oefenopgaven
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd


Slide 21 - Slide