This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk
Slide 1 - Slide
LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?
Slide 2 - Slide
Aan het einde van deze les:
Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen en weet je de betekenis
Slide 3 - Slide
Letterlijk taalgebruik
Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter
Bijvoorbeeld: Tegen de lamp lopen --> Je bent écht tegen de lamp aangelopen.
Slide 4 - Slide
Figuurlijk taalgebruik
Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.
'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: Je deed iets stiekem en bent nu gesnapt.
Slide 5 - Slide
LETTERLIJK
- precies zoals het geschreven is
FIGUURLIJK
- bij wijze van spreken
- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
- ookwel beeldspraak genoemd
Slide 6 - Slide
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 7 - Slide
Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:
De baard in de keel krijgen
Een blauwtje lopen
Iemand uit de droom helpen
Bij de pakken neerzitten
Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!
Slide 8 - Slide
En nu even oefenen!
Slide 9 - Slide
Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 10 - Quiz
Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 11 - Quiz
Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 12 - Quiz
Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 13 - Quiz
Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 14 - Quiz
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 15 - Quiz
Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep
A
letterlijk
B
figuurlijk
Slide 16 - Quiz
En nu wat 'hersenkrakers'
Slide 17 - Slide
Lees de tekst
Dit verhaal zuig ik uit mijn duim.
De twee vriendinnen Yvonne en Lynn kunnen meestal heel goed samen door één deur. Ze steunen elkaar door dik en dun.
Ze hebben ruzie als er een van de twee met het verkeerde been uit bed is gestapt. Dan is niets goed en maken ze van een mug een olifant. Gelukkig gaat dat snel voorbij en is alles weer koek en ei. De vriendinnen zitten niet bij elkaar onder de plak.
Slide 18 - Slide
zuig ik uit mijn duim
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
verzin
D
maken van niets een groot probleem
Slide 19 - Quiz
samen door één deur
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
goed met elkaar overweg kunnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 20 - Quiz
door dik en dun
A
altijd, onvoorwaardelijk
B
met een slecht humeur de dag beginnen
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 21 - Quiz
met het verkeerde been uit bed gestapt
A
uit je hoofd weten
B
in een slechte bui zijn
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 22 - Quiz
maken van een mug een olifant
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het gedaan, is het zover gekomen
D
maken van niets een groot probleem
Slide 23 - Quiz
alles weer koek en ei
A
iemand respecteren hoe hij is
B
doen alsof je van niets weet
C
is het goed tussen die twee
D
maken van niets een groot probleem
Slide 24 - Quiz
niet bij elkaar onder de plak zitten
A
iemand respecteren hoe hij is
B
niet de macht over elkaar hebben
C
is het goed tussen die twee
D
sterk overdrijven
Slide 25 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
koek en ei __
A
eten
B
geven
C
zijn
D
hebben
Slide 26 - Quiz
Maak de uitdrukking af:
onder de plak __
A
schoonmaken
B
stoppen
C
plakken
D
zitten
Slide 27 - Quiz
Maak de uitdrukking af: Iets uit je duim_
A
trekken
B
zuigen
C
verzinnen
D
duwen
Slide 28 - Quiz
Maak de uitdrukking af: Met het verkeerde been uit bed_
A
komen
B
vallen
C
stappen
D
gaan
Slide 29 - Quiz
Maak de uitdrukking af: Samen door één deur
A
kunnen
B
lopen
C
gaan
D
mogen
Slide 30 - Quiz
Hoe goed kan je figuurlijk taalgebruik herkennen?
Slide 31 - Poll
Kan je nu figuurlijk taalgebruik herkennen?
😒🙁😐🙂😃
Slide 32 - Poll
Opdracht
Maak de opdracht 'Letterlijk en figuurlijk taalgebruik' (op Google Classroom of op papier)