Nederlandse les 26-5-2020 Nieuwsbegrip AA drones

Welkom!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Ga naar de volgende dia en klik op de link!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Verder vandaag:
1. Lezen in boek
2. Nieuwsbegrip: drones 
3. Spelletje (Galgje, wie is het?, letterspel etc.)

Slide 4 - Slide

Nieuwsbegrip
Nieuwsbegrip gaat deze week over DRONES.

Weet jij al wat een drone is en wat een drone kan? 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Link

Nu eerst:
Luistervragen!
Heb jij goed opgelet tijdens het kijken van het filmpje? 

Slide 7 - Slide

Waar werd de proef gehouden?
A
Amsterdam
B
Rotterdam
C
Den Haag
D
Volendam

Slide 8 - Quiz

Hoe worden nu vaak spullen naar schepen gebracht?
A
Met auto's
B
Met fietsen
C
Met kleine bootjes
D
Met helikopters

Slide 9 - Quiz

Welke voordelen hebben drones in vergelijking met helikopters?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Ze zijn sneller
B
Ze zijn goedkoper
C
Ze zijn veiliger
D
Ze kunnen meer vervoeren.

Slide 10 - Quiz

De naam drone komt uit het Engels. Wat betekent het letterlijk?

Slide 11 - Open question

Na het kijken:
Kun je nu vertellen wat een drone is en wat een drone kan?

Slide 12 - Open question

Nu lezen we de tekst! 
Kies na het lezen van elke alinea 1 of 2 zinnen die het belangrijkste zijn. 

Slide 13 - Slide

Vragen bij de tekst AA 

Slide 14 - Slide

Welke dingen over drones zijn waar? Er zijn twee antwoorden goed.
A
Drones mogen geen opnames maken tijdens het vliegen
B
In drones zit vaak een camera
C
In een drone zit soms een piloot
D
Je kunt een drone op afstand besturen

Slide 15 - Quiz

Waarom is er nu een test gedaan met drones?
A
Omdat helikopters te vervuilend zijn
B
Omdat helikopters te duur zijn
C
Omdat schepen meer onderdelen nodig hebben.

Slide 16 - Quiz

Is de test met de drone goed gegaan? Hoe weet je dat?

Slide 17 - Open question

Waarvoor willen ze in een restaurant in Almelo drones gaan gebruiken?

Slide 18 - Open question

4-2-2-schema
Welke vier nieuwe dingen weet je nu? Noem uit elke alinea 1 ding.

Slide 19 - Open question

4-2-2-schema
Welke twee dingen vind je leuk om te weten?

Slide 20 - Open question

4-2-2-schema
Welke twee vragen heb je nog na het lezen van de tekst?

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Lees regel 20.
Waar verwijst 'dat' naar?
A
Iets wat kapot is
B
snel even naar een winkel varen
C
spullen naar een schip brengen

Slide 23 - Quiz

Lees regel 26.
Waar verwijst 'daar' naar?
A
in de haven van Rotterdam
B
op zee
C
in een restaurant in Almelo

Slide 24 - Quiz

Lees regel 27.
Waar verwijst 'dat' naar?
A
een pakketje afleveren
B
nog meer tests uitvoeren
C
naar een schip op zee vliegen

Slide 25 - Quiz

Lees regel 6.
Wat is onbemand?
A
Er zit geen camera of radio in
B
Er zit niemand in
C
Er zitten grote vleugels aan

Slide 26 - Quiz

Lees regel 16.
Wat is het onderdeel?
A
het belangrijke moment
B
het grote pakket
C
een deel van iets

Slide 27 - Quiz

Er is nu één test gedaan met drones. Welke tests worden later nog uitgevoerd? 2 antwoorden zijn goed.
A
Een drone moet grotere spullen afleveren
B
Een drone moet eten brengen naar oude mensen
C
Een drone moet naar de haven van Amsterdam vliegen
D
Een drone moet naar een schip op zee vliegen

Slide 28 - Quiz

Waar zou jij een drone voor willen gebruiken? Knutsel of teken de drone en geef de drone een naam.

Slide 29 - Open question