grammatica V5 verleden tijden

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!
1 / 45
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

BONJOUR et BIENVENUE!
Bonjour
et 
bienvenue!!

Slide 1 - Slide

Il y a 3 passés 
3 Franse verleden tijden 
* Imparfait   (1)
* Passé composé (hww avoir OF être)   (2)
* Passé Simple  (kunnen herkennen/ vertalen FN)   (3)

Je vindt ze in de online grammatica: 
Paragraaf 21.2 - 21.3 - 21.4
Oefeningen WB ex.11A- 11B- 11C - 11D


Slide 2 - Slide

In deze les ...

  • Hoe maak ik een passé composé?
  • Hoe maak ik een imparfait?
  • Hoe herken je een passé simple?

* Hoe WEET en ZIE je wanneer je passé composé en wanneer je imparfait gebruikt?

Slide 3 - Slide

de passé composé
de passé composé met avoir en être?

Slide 4 - Slide

Le passé composé (vorm)
De passé composé bestaat uit een hulpwerkwoord (auxiliaire):
avoir of être     
+ 
een voltooid deelwoord ( Participe Passé)

Slide 5 - Slide

Passé composé (gebruik)
1) De passé composé gebruik je om te zeggen dat iets al gebeurd is: een feit, een actie die alweer voorbij is.
2) Eenmalig en het vond op een bepaald moment plaats (la semaine dernière (+ p.c.), ce matin (+p.c)
3) meestal van iets kortere duur

Slide 6 - Slide

Le passé composé
Voorbeelden van tijdsbepalingen die eenmaligheid of einde van de actie aangeven:
* ce jour-là
* La semaine dernière
* Ce matin
* Hier soir
* Soudain (tout à coup)
* un jour
& OPSOMMINGEN VAN MEERDERE HANDELINGEN

Slide 7 - Slide

Welke werkwoorden worden NIET met être vervoegd in de Passé composé?
A
Commencer et être
B
Passer et se rendre
C
devenir et descendre
D
naître et mourir

Slide 8 - Quiz

Quel est le participe passé de 'naître'?
A
née
B
nais
C
D
naitre

Slide 9 - Quiz

Quel est le participe passé de 'mourir'?
A
mouré
B
mouru
C
mort
D
mouri

Slide 10 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

donner ....
A
donné
B
donnez
C
donne
D
donner

Slide 11 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

prendre ....
A
prend
B
prendré
C
pris
D
prendu

Slide 12 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

pouvoir ....
A
peut
B
pu
C
pouvoiré
D
pouvé

Slide 13 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

lire ....
A
lu
B
li
C
liré

Slide 14 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

choisir ....
A
choisit
B
choisi
C
choisis

Slide 15 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

faire ....
A
fairé
B
fait
C
fais
D
fis

Slide 16 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

finir ....
A
finit
B
fini
C
finis

Slide 17 - Quiz

Quel est le participe passé correct ?

avoir ....
A
a
B
avoiré
C
eu
D
été

Slide 18 - Quiz

Comment former le passé composé?
A
venir + infinitif
B
avoir/être + participe passé
C
venir + de + infinitif
D
aller + de + infinitif

Slide 19 - Quiz

Is het ''accord'' hier correct of incorrect toegepast?
Tip: let op hulpwerkwoord.
''Elles ont mangées au restaurant''.
A
correct
B
incorrect

Slide 20 - Quiz

Zet in de passé composé. Let op het accord.
Elle - arriver
A
elle est arrivée
B
elle est arrivées
C
elle est arrivé

Slide 21 - Quiz

Accorderiez-vous le participe passé?
A
Oui, je les ai lus, ces livres !
B
Oui, je les ai lu, ces livres !

Slide 22 - Quiz

Accord goed toegepast?

Le livre a été publiée.
A
Het accord is goed toegepast
B
Het accord is verkeerd toegepast

Slide 23 - Quiz

Is de avoir-regel hier goed toegepast?

Cette fille a étudiée à Paris et Londres.
A
Het accord is goed toegepast
B
Het accord is verkeerd toegepast

Slide 24 - Quiz


Leid uit de volgende zinnen de être-regel af:
  • Lara est allée aux États-Unis avec sa famille.
  • Moi et mon frère sommes restés à la fête jusqu'à minuit.
  • Malheureusement les filles sont arrivées en retard.

Leid uit de volgende zinnen de avoir-regel af:
  • Éric a oublié son sac à dos.
  • Les attractions que j'ai testées à l'Efteling étaient géniales.
  • Quelles filles as-tu vues hier?

Slide 25 - Slide

vous (aller = gaan, passé composé)

passé composé
A
êtes allée
B
êtes allé
C
êtes allés
D
êtes allées

Slide 26 - Quiz

Zijn de ww goed of fout geschreven?
Nous sommes arrivés hier.
A
goed
B
fout

Slide 27 - Quiz

In Welke Zin zijn de ww goed geschreven?
A
Elle a résumé son histoire
B
Elle est résumé son histoire
C
C'est l'histoire qu'elle a résumé
D
C'est l'histoire qu'elle a résumée

Slide 28 - Quiz

Leg uit:

Combien de lettres est-ce que son oncle a reçues

Slide 29 - Slide

imparfait-stam leid je af van de nous-vorm (présent)

Slide 30 - Slide

IMPARFAIT. Wat zijn de juiste uitgangen van de imparfait?
A
ai, as, a ons, ez, ont
B
ais, ais, ait, ions, iez, aient
C
e, es, e, ons, ez, ent
D
a, ez, ont, ais, et

Slide 31 - Quiz

Imparfait
Welke vorm is GEEN imparfait?
A
C'était
B
Nous chantons
C
Il y avait
D
Je voulais

Slide 32 - Quiz

Wanneer gebruik je  een imparfait?

1) Om een situatie , achtergrondinformatie van langere duur te beschrijven ( het weer, etc)
2) Om het uiterlijk of karakter van een persoon (of voorwerp )te beschrijven
3) om een gewoonte aan te geven ( tous les mardis, le matin à 8 heures..etc)

Slide 33 - Slide

Wat is een imparfait?
A
il finissait
B
il finit
C
il a fini
D
il va finir

Slide 34 - Quiz

Wat doet de imparfait?
A
beschrijving/gewoonte uit het verleden
B
een actie uit het verleden

Slide 35 - Quiz

Imparfait ou passé composé?

Waarvoor gebruik je de passé composé?
A
beschrijving decor
B
korte actie
C
langdurige handeling
D
terugkerende actie

Slide 36 - Quiz

ik ben geweest (passé composé)
A
je suis été
B
j'ai été
C
j'ai êtré
D
je suis êtré

Slide 37 - Quiz

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Ga naar  verbuga.eu
Klik op essayer le nouveau Verbuga
OP DEZE SITE OEFEN JE MET: AVOIR- ALLER_ FAIRE- ÊTRE- & regelmatige  ER werkwoorden en IR-ww

Slide 40 - Slide

le passé simple est un temps du passé en français qui est seulement utilisé dans des textes littéraires  De passé simple komt voor in literaire teksten. Wij zouden de passé simple vertalen als imparfait.

Pas besoin de l'apprendre par coeur, il faut juste pouvoir le reconnaître dans les textes. -->herkennen is voldoende. Je hoeft de passé simple niet zelf te kunnen vormen.

Slide 41 - Slide

De passé simple kom je tegen in schrijftaal waar je zelf de passé composé zou gebruiken.
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quiz

NU GA JE NAKIJKEN!
KOMENDE DONDERDAGEN: 
BIJVOEGLIJKNAAM WOORD: *voor/ achter ZN?
* aanpassing aan het ZN (m/f    &  sing/plur.)
* let op bij 5 vormen : vieux - beau - nouveau
BIJWOORD 

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Welke vorm is "Nous sûmes"
A
savoir, imparfait
B
être, imparfait
C
savoir, passé simple
D
être, passé simple

Slide 45 - Quiz