Spellingtest

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Spelling

Spelling

V1/1

Welke spelling is juist?

Ik ... moe van spelling.

1. wordt
2. wort
3. word
4. werdt

overige spelling

Wat is de juiste spelling?

1. niveaus
2. niveau's
3. nivoos
4. nieveau's

Kies de juiste spelling.

Het is de tweede keer, dat dit [gebeuren].

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt
4. geboerd

Kies de juiste spelling.

Het [beloven] weer een flinke uitdaging te worden.

1. beloofdt
2. beloofd
3. belooft
4. beliefd

Spelling

1. Je mag maar één keer een komma in een zin plaatsen
2. Hoofdletters tellen als spelfouten

Wat is het meervoud van 'twee'?

1. twee's
2. tweën
3. twees
4. tweeën

Wat is het meervoud van 'juf'?

1. jufs
2. jufen
3. juf's
4. juffen

Wat is het meervoud van 'knie'?

1. kniën
2. knies
3. knieën
4. knie's

Wat is het meervoud van 'cadeau'?

1. cadeau's
2. cadeauen
3. cadeaun
4. cadeaus

Verkleinwoorden

1. display'tje
2. displaytje
3. Displeetje
4. Displee'tje

Wat is het verkleinwoord van
beweging?

1. bewegingkje
2. bewegingje
3. bewegingetje
4. beweginkje

Wat is het verkleinwoord van oma?

1. oma'tje
2. omaatje

Wat is het verkleinwoord van sms?

1. smsje
2. sms-je
3. sms'je
4. Er bestaat geen verkleinwoord van SMS

Wat is het verkleinwoord van tiramisu?

1. tiramisuutje
2. tiramisu'tje

Wat is het verkleinwoord van museum?

1. musea
2. museumpje
3. museumtje
4. museum'pje

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?

1. kano'tje
2. kanotje
3. kanoo'tje
4. kanootje

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.

1. 1 = goed 2 = niet goed
2. 1= niet goed 2 = goed
3. 1 = goed 2 = goed
4. 1 =niet goed 2 = niet goed

Verkleinwoorden

1. skietje
2. ski'tje

Wat is het verkleinwoord van:
cola?

1. colaatje
2. cola'tje
3. cola-tje

Verkleinwoorden

1. woningkje
2. woninkje

Verkleinwoorden

1. laatje
2. ladetje

Wat is de eerste persoon meervoud

1. wij
2. jullie
3. zij
4. hij

Jullie shoppen

1. tweede persoon, meervoud, v.t.
2. tweede persoon, meervoud, t.t
3. tweede persoon, enkelvoud, v.t.
4. tweede persoon, meervoud, v.t.

Samenstellingen

1. beresterk
2. berensterk

Samenstellingen

1. zonnenbril
2. zonnebril

Samenstellingen

1. pannenkoek
2. pannekoek

Samenstellingen

1. koninginnensoep
2. koninginnesoep