Delend Lidwoord 2

Delend Lidwoord 2
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Delend Lidwoord 2

Slide 1 - Slide

Het Delend Lidwoord


Frans
Het Delend Lidwoord
Wat is dat en wanneer gebruik je het?


Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na deze les ...
  • weet je wat een delend lidwoord is;
  • kun je een delend lidwoord herkennen en gebruiken;
  • ken je de uitzonderingen.



Slide 3 - Slide

Het Delend Lidwoord
Wat is dat en wanneer gebruik je het?



Eerst even de lidwoorden die je al kent ...


Slide 4 - Slide

In het Frans zijn dit de lidwoorden: ...

Slide 5 - Mind map

Vertaal het lidwoord:
de man = .... homme

Slide 6 - Open question

Vertaal het lidwoord:
de stokbroden = .... baguettes

Slide 7 - Open question

Vertaal het lidwoord:
een salade = .... salade

Slide 8 - Open question

De Franse lidwoorden

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le
la
l'
les
een
un
une

des

Slide 9 - Slide

In het Nederlands gebruik je niet altijd een lidwoord
Voorbeeld: Ik neem kaas. Ik neem water.
Je weet niet hoeveel kaas of hoeveel water. Dat wordt niet gezegd.

In het Frans gebruik je dan een delend lidwoord.
In het Nederlands bestaat dat niet, je kunt het dus niet vertalen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Delend lidwoord

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v

du
de la
de l'
des
Je prends ...
           du fromage
           de la confiture 
           de l'eau 
           des tomates 
  
Ik neem ...
     kaas
     jam
     water
     tomaten

Slide 12 - Slide

Dus ...
bij een onbekende hoeveelheid 
              in een gewone, bevestigende zin
                    en als wij in het Nederlands geen lidwoord gebruiken,

dan gebruik je in het Frans het delend lidwoord voor het zelfstandig naamwoord.


Slide 13 - Slide

Maar ...
Je gebruikt de
- na een woord van hoeveelheid:
      Elle prend un kilo de fromage.     Zij neemt een kilo kaas.
      Elle prend un litre de lait.               Zij neemt een liter melk.
- na een ontkenning:
      Elle ne prend pas de fromage.    Zij neemt geen kaas.

Slide 14 - Slide

Maar ...
Staat er een aantal / een getal / een telwoord?

Dan gebruik je alleen het telwoord:     Je prends cinq bananes.

Slide 15 - Slide

Samengevat:
je weet niet hoeveel
je weet wel hoeveel
ontkenning
je weet het aantal
Je prends des bananes.
Je prends un kilo de bananes.
Je ne prends pas de bananes.
Je prends six bananes.

Slide 16 - Slide

Dus ...
Staat er in de zin een woord van hoeveelheid?

Gebruik dan dat woord van hoeveelheid + de + (znw)
exemple:
     Je prends un kilo de fromage.     Ik neem een kilo kaas.
      Un litre d'eau.                                     Een liter water.

Slide 17 - Slide

Dus ...
Staat er in de zin een ontkenning?

Gebruik dan:  de ontkenning + de + …
exemple:
    Je ne prends pas de fromage.             Ik neem geen kaas

Slide 18 - Slide

Dus ...
Staat er in de zin een telwoord?

Gebruik dan alleen het telwoord + …
 exemple:
     Je mange dix tomates.              Ik eet tien tomaten.


Slide 19 - Slide

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... bananes.
(weet je de hoeveelheid?)
A
les
B
des

Slide 20 - Quiz

Neemt u cola? =
Vous prenez .... coca?
(weet je de hoeveelheid?)
A
du
B
le

Slide 21 - Quiz

Wij nemen jam. =
Nous prenons ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)
A
la
B
de la

Slide 22 - Quiz

Zij nemen water. =
Ils prennent .... eau.
(weet je de hoeveelheid?)

Slide 23 - Open question