Chapitre 1"Salut"

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Bonjour 2MA

Wat hebben we de vorige les gedaan?

Programme

1. Gesprek : zich voorstellen ( herhalen) 

2. De getallen t/m 20 herhalen

3. Herhalen lidwoorden + nakijken

3. Bron E: regarder (ex. 20 en 21)

Se présenter : zich voorstellen

A: Bonjour!

B: Bonjour !

A: Comment tu t'applelles?

B: Je m'appelle ... Et toi, comment tu t'appelles?

A: Je m'appelle... Ça va?

B: Ça va / Très bien.

A: Tu as quel âge?

B: j'ai treize (13) ans

A: Tu habies où ?

B: J' habite à Dronten.

A: tu as un chien?

B: Oui j'ai un chien/ non j'ai un chat 

Se présenter : zich voorstellen

A: Bonjour!

B: Groet terug

A: Comment tu t'applelles?

B: Ik heet ....en jij hoe heet jij ? 

A: Je m'appelle... .Ça va?

B: het gaat goed .

A: Tu as quel âge?

B: ik ben dertien jaar.

A: Tu habites où ?

B: ik woon in Dronten

A: tu as un chien?

B: ja, ik heb een hond. Nee, ik heb een kat

Choisis/kies:
1. Mathis est le/ la / les frère (broer) de Sarah
2. Il aime le/ la /l'camping
3. Il a un / une / les chien
4. Sarah aime le/ les/ un chats

Comment tu t'appelles ?

Tu as quel âge?

Tu habites où ?

Tu as un chien?

six

trois

dix-huit

douze

quatorze

neuf

vingt

quinze

3

15

14

20

9

6

12

18

E: Regarder

• Leerdoelen:

Aan het eind van deze paragraaf kun je de belangrijkste informatie uit een film begrijpen, ken je de getallen tot en met 20 en ken je woorden die te maken hebben met familie.

• Maken: 20, 21

Zelfstandig werken

Jullie gaan zelfstandig aan de slag met de volgende exercices:

Ben je klaar?

Kijk de opdrachten na met een nakijkboekje

Woorden leren bloc A

Ga naar de woordenlijst op bladzijde 52 in je boek.

We lezen samen de stappen door van 'Hoe leer je woorden? '

We doen samen stap 1.

Daarna gaan jullie zelf aan de slag. 

Huiswerk 11 september

Leren: De woorden die staan bij bron A (p. 52) 

Frans-Nederlands en Nederlands-Frans

(woensdagavond 10/15 minuten, donderdagavond 10/15minuten)

Maken: exercices 2b, 6, 7, 8

Het huiswerk noteer je in je Plenda en het staat ook op Magister.

Lidwoorden  

Noem de drie Nederlandse lidwoorden

Lidwoorden staan voor...

1. meewerkend voorwerp
2. bijvoeglijke naamwoorden
3. lijdend voorwerp
4. zelfstandige naamwoorden

Maar wanneer gebruik je 

le / la / les?

Hier zit een regel aan vast waardoor je het lidwoord altijd goed toepast!

Voor mannelijke woorden gebruik je le 

Voor vrouwelijke woorden gebruik je: la

Let op..

woorden die beginnen met een klinker of stomme h, 

veranderen de le / la in l'

l'ami 

l'hôtel 

Voor meervoud gebruik je: les

Dit was het lidwoord: de / het 

Le       la       les

let op: je schrijft een "s" aan eind als een woord in het meervoud is.

Kies uit: le, la,l' of les
J'ai un ordinateur. _____ ordinateur (m) est beau

1. le
2. la
3. l'
4. les

Kies uit: le, la, l' of les
J'ai une piscine. ______ piscine (v) est bleue

1. le
2. la
3. l'
4. les

Kies uit: la,le,l' of les
Je donne _____ cahier (m) à mon père.

1. la
2. le
3. l'
4. les

Raphael n'aime pas ......... campings.

1. le
2. les
3. la

Er bestaat ook nog het lidwoord: een

  un / une

Wat denk je dat het verschil is tussen un / une?

Un = de mannelijke vorm

une is de vrouwelijke vorm

Welke lidwoorden zijn voor mannelijk enkelvoud?

1. un
2. la
3. une

Kies uit: un, une
J'ai _____ chat (m). Il s'appelle Rex.

1. un
2. une

Kies uit: un of une
La glace est rose. J'ai _____ glace (v) à la fraise.

1. un
2. une

les devoirs

Maken : 16, 17, 18