H1 Stoffen - 1.2 Druk

H1 Stoffen - 1.2 Botsen en druk
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H1 Stoffen - 1.2 Botsen en druk
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp: 
JA!
Telefoons in de telefoontas!

Slide 1 - Slide

Hoe noem je het kleinste deeltje van een stof dat de eigenschappen van de stof bevat?

Slide 2 - Open question

in welke 3 fases kan een stof voorkomen?

Slide 3 - Open question

Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen
Condenseren
Vervluchtigen
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof

Slide 4 - Drag question

Wie oefent de meeste druk uit?
Angelina Jolie
of 
Olifant

Slide 5 - Slide

Leerdoelen 1.2:
  • Ik kan uitleggen wat druk is en hoe druk ontstaat
  • ik kan uitleggen hoe je druk kunt meten
  • ik kan uitrekenen wat de absolute druk is 
  • ik kan de druk berekenen als ik de kracht en oppervlakte van een voorwerp weet 
  • ik weet wat de verschillende eenheden van druk zijn. 

Vaardigheden:

ik kan de formule van druk omschrijven zodat ik ook oppervlakte of kracht kan berekenen
ik kan eenheden omrekenen
ik kan binas gebruiken om de juiste gegevens te vinden en toe te passen. 


Slide 6 - Slide

Druk 
= de kracht die wordt uitgeoefend op een bepaald oppervlakte.

Man op het ijs
Punaise
Hamer
auto op grasveld 


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Manometer
Meet overdruk en onderdruk. 

overdruk is de druk meer dan de aanwezige luchtdruk 

Overdruk lucht in een band 

Onderdruk lucht in vacuüm 

Absolute druk = Luchtdruk + overdruk

Slide 10 - Slide

Barometer
  • Laat de plaatselijke luchtdruk zien
  • Gemiddelde druk op zeeniveau 1013 hPa (hectopascal)
  • tussen de 970 en 1050 hPa

Slide 11 - Slide

Eenheden druk 
Druk kan in verschillende eenheden worden gemeten:
standaard eenheid: N/m2
andere eenheden: 
pascal (Pa): een Pascal is hetzelfde als een N/m2 
Hectopascal (hPa): 1hPa = 100 Pa
millibar (mBar): 1 mbar = 100 Pa = 1Hpa
bar (bar): 1 bar = 1000 mbar = 100O hPa = 100 000 Pa

Slide 12 - Slide

Druk berekenen:
druk hangt af van kracht en oppervlakte 
kracht
Kracht (F) berekenen je met de volgende formule:

F = mx 10 

F = kracht in Newton (N)
m = massa in (kg)

Slide 13 - Slide

Wie oefent de meeste druk uit? Angelina Jolie of Olifant. Bereken van beide de druk die ze uitoefenen 

Angelina Jolie:
F = 600 N
A = 0,0002 m2

  • P = F : A
  • P = 600 : 0,0002
  • P = 3 000 000 N/m2

Olifant:
F = 50000 N
A = 0,0250 m2

  • P = F : A
  • P = 50000 : 0,0250
  • P = 2 000 000 N/m2

Slide 14 - Slide

dfa
fdaf
Onderzoekje
  • Hoe groot is de druk van het blokje?

  1. Pak een blokje en aan A4-papiertje.
  2. Pak één blokje uit de bak.
  3. bepaal de massa van blokje op de balans. bereken hoe groot de kracht van het blokje is (let op eenheden)
  4. bepaal het oppervlakte van het blokje
  5. Bereken (op juiste manier) de druk van het blokje.
  6. Laat het controleren door de docent. 
Gevraagd
Gegeven
Eenheden
Formule
Berekening
Antwoord
kracht
Kracht (F) berekenen je met de volgende formule:

F = mx 10 

F = kracht in Newton (N)
m = massa in (kg)

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Wat: 
Hoe:
Hulp: 
Tijd: 
Resultaat: 
klaar: 

Aan de slag: 
Wat: maken §1.2 opdracht 1 t/m 21
 
Hoe: zelfstandig

Hulp: tekstboek, internet, Binas, docent

Tijd: einde les

Resultaat: inzicht in beheersing leerdoelen §1.2

klaar: nakijken en verbeteren gemaakt werk,  uitwerken leerdoelen, 

Slide 16 - Slide