24/25 week 6

ÊTRE
AVOIR
&
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

ÊTRE
AVOIR
&

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Paul
Gérard
Marie
Luc
12
Sophie
8

Anja
Charlie
10
ÊTRE
AVOIR

Slide 4 - Slide

  • les devoirs
  • werkwoorden -er
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik beter zinnen maken in het Frans
  • snap ik het verschil tussen regelmatige/onregelmatige werkwoorden
  • kan ik de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen in het Frans

Slide 5 - Slide

Les devoirs
Leren apprendre 6 en 8 (F-N en N-F)

meenemen foto familie (minimaal 4 personen)

Slide 6 - Slide

Brein - Boek - Buur - Baas
Mijn vader is grappig.
De taart is lekker.


Mijn vader is altijd grappig, iedereen lacht.
Het is mijn verjaardag en de taart is lekker.
timer
1:00

Slide 7 - Slide

Brein - Boek - Buur - Baas
Mijn vader is grappig
Mon père est drôle.

De taart is lekker
Le gateau est bon.



Slide 8 - Slide

Brein - Boek - Buur - Baas
Mijn vader is altijd grappig, iedereen lacht.
Mon père est toujours drôle, tout le monde rit.

Het is mijn verjaardag en de taart is lekker.
C'est mon anniversaire et le gateau est bon.

Slide 9 - Slide

Regelmatige - onregelmatige werkwoorden
ÊTRE
AVOIR
werkwoorden -er

Slide 10 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -er
écouter
danser
regarder
organiser
rentrer
adorer
préparer
marier - divorcer
inviter
manger

Slide 11 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -er
Open je boek blz 85
Bekijk het werkwoord danser
Wat is de regel voor het vervoegen?
timer
1:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Uitspraak:
welke vormen klinken hetzelfde? 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

je
+ e
tu
+ es
il
+ e
elle
+ e
on 
+ e
nous 
+ ons
vous 
+ ez
ils 
+ ent
elles 
+ ent
Stam
=
-ER
weghalen

danser - dans
parler - parl

Schrijf dit erbij op blz 85

Slide 18 - Slide

2 groepen
Difficile: samen 8b, 8c, 8d blz 85 en 86
Facile: zelfstandig 8b, 8c, 8d blz 85 en 86

Slide 19 - Slide

Les devoirs
leren: werkwoord -er blz 85
maken: 8b, 8c en 8d blz 85 en 86

Slide 20 - Slide

Wat heb ik geleerd vandaag?

BBBB

Regelmatige en onregelmatige werkwoorden?

Vervoegen werkwoorden op -er?

Slide 21 - Slide

  • écrire
  • les devoirs: werkwoorden -er
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik beter zinnen maken in het Frans
  • heb ik mijn huiswerk nagekeken en snap ik waar ik fouten in heb gemaakt.

Slide 22 - Slide

Brein - Boek - Buur - Baas
Hij woont in Delft.
Ik praat Nederlands.


Mijn grootouders wonen in Delft.
 Wij praten altijd Nederlands en Frans.
.
timer
1:00

Slide 23 - Slide

Les devoirs
leren: werkwoord -er blz 85
maken: 8b, 8c en 8d blz 85 en 86

Slide 24 - Slide

Wat weet je nog?
Werkwoorden -er

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Samen nakijken
8b - zin 4 en 5
8c - zin 5 en 6

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

24/25 week 6

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

je
tu
il, elle, on
vous
ils, elles
nous

Slide 31 - Slide

Let op
In het Nederlands gebruiken we in het meervoud vaak het hele werkwoord

In het Frans is  dat niet zo
Nous avons en niet nous avoir
Nous sommes en niet nous être
Nous parlons en niet nous parler

Slide 32 - Slide

Exercice 8b
1. je regarde
2. on termine
3. nous adorons
4. Romain prépare
5. Elles habitent
6. Tu travailles

Slide 33 - Slide

Exercice 8c
1. Nous aimons
2. Je joue
3. Vous terminez
4. Tu habites
5. Louise et Hugo mangent
5. On regarde / nous regardons

Slide 34 - Slide

Exercice 8d
onderwerp + werkwoordsvorm + rest van de zin

Slide 35 - Slide

Les devoirs
Leren: apprendres 6 en 8
Maken: exercice 8e blz 86
(Werkwoorden être, avoir en regelmatige werkwoorden -er)

Slide 36 - Slide

Brein - boek - buur - baas
Vertaal in het Frans

Mijn buurmeisje heeft een halfbroer. Haar ouders zijn gescheiden



timer
1:00

Slide 37 - Slide

Wie kan tot 20 tellen?
We gaan het volgende spelletje doen: 'Plus ou moins'. Neem een getal in gedachten. Je buurman of buurvrouw gaat het getal raden.

Voorbeeld:
A: *heeft 13 in zijn/haar hoofd*
B: quatorze?
A: Moins (minder)
B: onze?
A: Plus (meer)


timer
1:00
timer
5:00

Slide 38 - Slide