What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Paragraaf 6.2 Het gaat om de winst!
1 / 33
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
33 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Mo
Slide 2 - Slide
Welkom 3TL
Jas en oortjes uit
Spullen op tafel:
- Boek
- Rekenmachine
-
Pen
Planning van vandaag:
- Uitleg 6.2
- Oefenen met rekenen voort 6.2
Slide 3 - Slide
Check 6.1
✅
Wat zijn de 4 productiefactoren?
Wat zijn de beloningen van de productiefactoren?
Wat is een bedrijfskolom?
Wat is het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief produceren?
Hoe bereken je afschrijving?
Slide 4 - Slide
Wat is toegevoegde waarde?
A
De waarde die een klant toevoegt aan een product
B
De waarde die een bedrijf toevoegt aan een product
C
Alleen bedrijven die een product verkopen
D
Alleen bedrijven die een product uit de natuur halen
Slide 5 - Quiz
Een schilder behoort tot de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
Slide 6 - Quiz
Hout behoort tot de productiefactor
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal
Slide 7 - Quiz
De productie van auto's is:
A
Kapitaalintensief
B
Arbeidsintensief
Slide 8 - Quiz
Het schilderen van een huis is ...
A
kapitaalintensief
B
arbeidsintensief
Slide 9 - Quiz
Paragraaf 6.2
Het gaat om de winst!
Slide 10 - Slide
Leerdoelen van vandaag
Na deze les weet/kun je...:
wat de
brutowinstopslag
is en hoe je daarmee de
verkoopprijs
kunt berekenen
hoe je de
consumentenprijs
berekent
hoe je de
btw
vanuit de
consumentenprijs
berekent
wat het verschil is tussen
afzet
en
omzet
en hoe je de omzet berekent
wat het verschil is tussen
brutowinst
en
nettowinst
en hoe je deze beide berekent
Slide 11 - Slide
Leerdoel 1
Brutowinstopslag en verkoopprijs
Slide 12 - Slide
Een winkelier koopt producten in en verkoopt ze door voor een hogere prijs.
Slide 13 - Slide
inkoopprijs
€ 0,80
verkoopprijs
€ 1,20
brutowinstopslag
+ € 0,40
Slide 14 - Slide
inkoopprijs
brutowinst +
verkoopprijs
€ 0,80
€ 0,40 +
€ 1,20
Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
Meestal een percentage van de inkoopprijs
Slide 15 - Slide
Verkoopprijs berekenen
De brutowinstopslag is een percentage van de inkoopprijs.
De verkoopprijs kun je op verschillende manieren berekenen.
Slide 16 - Slide
Antwoord
*4 manieren
Slide 17 - Slide
Leerdoel 2
Wat betalen we bijna voor elk product in Nederland?
Slide 18 - Slide
Btw en consumentenprijs
De winkelier heeft zijn verkoopprijs vastgesteld.
Daarbovenop betaalt de consument ook btw.
Slide 19 - Slide
BTW = Belasting toegevoegde waarde
Tarieven:
9% btw (levensbehoefte)
21% btw (luxe producten)
Slide 20 - Slide
Consumentenprijs berekenen
De verkoopprijs inclusief btw is de consumentenprijs.
De consumentenprijs kun je op twee manieren berekenen:
Slide 21 - Slide
Of andersom..
Slide 22 - Slide
Btw in de consumentenprijs - in een formule
Slide 23 - Slide
Je betaalt € 3,00 (incl. 9% btw) voor aardbeien.
Slide 24 - Slide
Leerdoel 3
Wat is het verschil tussen afzet en omzet?
Slide 25 - Slide
Afzet & omzet
Het
a
antal
producten dat je verkocht hebt, is de
a
fzet.
Het totaalbedrag dat je met de verkopen
o
ntvangt, is de
o
mzet
.
Slide 26 - Slide
Hamza verkoopt 20 Carhartt t-shirst voor 45 euro per stuk. Bereken de omzet.
Slide 27 - Open question
Brutowinst en nettoresultaat
Met een deel van de
omzet
betaal je de
inkoopwaarde.
Wat overblijft is je
brutowinst.
Met een deel daarvan betaal je de
bedrijfskosten.
Bijvoorbeeld: lonen, huur, reclamekosten, enz.
Wat uiteindelijk overblijft is het:
nettoresultaat- nettowinst - nettoverlies.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Check
✅
Slide 30 - Slide
Aan de slag met 6.2
✍🏼 Wat ? Maak de opdrachten
2 t/m 11
op blz. 164
Berekeningen opschrijven, anders geen huiswerk gemaakt!
👫🏽 Hulp? Vraag je klasgenoot
🗣️ Graag rustig praten
✅ Klaar? Maak de herhalingsopdrachten van
6.2
op blz.178
Slide 31 - Slide
Bereken de prijs exclusief btw.
prijs inclusief btw € 29,95 (btw 21%)
prijs exclusief btw € ...
Slide 32 - Open question
Brutowinst
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet.
Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
Slide 33 - Slide
More lessons like this
6.3 Hoe maak je winst?
December 2018
- Lesson with
28 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
6.3 Winst of verlies?
November 2018
- Lesson with
26 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Commercieel H4 | Hoe bepaal je de prijs van artikelen? deel 1
August 2020
- Lesson with
19 slides
Economie & Ondernemen
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
leerjaar 4 economie Hst 3 paragraaf 3 Wat wordt de prijs?
November 2018
- Lesson with
14 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
3.3 Wat betaalt de consument?
August 2018
- Lesson with
35 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
Leerjaar 3 Hst 5 les 3
March 2020
- Lesson with
17 slides
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Herhaling 6.1 & 6.2
December 2021
- Lesson with
18 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
6.2 Het gaat om de winst !
March 2021
- Lesson with
24 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3