NN1 Blok 3 H5 Woordenschat: een bekend woorddeel zoeken deel 1

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide


Ik zit klaar voor de les:

  • Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  • Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  • Mijn jas hangt aan de kapstok.
  • Ik heb geen pet of capuchon op.
  • Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.

Slide 2 - Slide

NN1 H5 Woordenschat: 
een bekend woorddeel: deel 1

Slide 3 - Slide


Terugblik:

Waarover ging het de vorige keer?

Slide 4 - Slide


Deze les:

  • Huiswerk nakijken
  • Instructie
  • Eerst samen
  • Daarna zelfstandig aan de slag

Slide 5 - Slide


Lesdoel:

Ik weet wat onbekende woorden betekenen doordat ik opzoek ga naar een bekend woorddeel.

Ik ken de woorden en uitdrukkingen uit dit hoofdstuk

Slide 6 - Slide



Instructiefilm over een bekend woorddeel zoeken:

Slide 7 - Slide



Een bekend woorddeel zoeken:
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord. 

Dat kan bij:

1.   woorden die zijn samengesteld uit twee woorden. 
Bijvoorbeeld: prijsverhoging. Je kent het woord prijs en het woord verhoging. 
Prijsverhoging betekent dus dat de prijs omhooggaat.

2.   woorden met een voorvoegsel. 
on- = niet, zonder. Onverkoopbaar betekent dus: niet verkoopbaar.
her- = opnieuw, nog een keer. Hergebruiken betekent dus: nog een keer gebruiken.

3.   woorden met een achtervoegsel.
-loos = zonder. Smakeloos betekent dus: zonder smaak.
-vol = met veel. Smaakvol betekent dus: met veel smaak

Slide 8 - Slide

Vul de betekenis van het woord in HOOFDLETTERS in:

De verlichting in het winkelcentrum is SFEERVOL.

Slide 9 - Open question

Vul de betekenis van het woord in HOOFDLETTERS in:

Jongeren zijn een interessante DOELGROEP voor reclamemakers.

Slide 10 - Open question

Vul de betekenis van het woord in HOOFDLETTERS in:

De HERINRICHTING van mijn slaapkamer was een hele klus.

Slide 11 - Open question

Lees de tekst 'Kat in de zak gekocht?' op bladzijde 129 van je Nederlandse boek.

Een impuls is een ‘opwelling’, je doet iets zonder eerst na te denken.
Wat is een impulsaankoop? (al. 1)

Slide 12 - Open question

Wat betekent het woord ‘onnodig’ in alinea 3?

Slide 13 - Open question

Wat betekent het woord ‘miskoop’ in alinea 3?

Slide 14 - Open question

Wat betekent het woord ‘rotgevoel’ in alinea 3?

Slide 15 - Open question


Wat betekent 'ging er al iets knagen' in alinea 3?
A
had je honger
B
kreeg je een vervelend gevoel
C
begon je te twijfelen

Slide 16 - Quiz

In alinea 3 staat het woord ‘retourtermijn’.
Stel, je kent wel het woord ‘termijn’ (periode), maar niet het woord ‘retour’.
In het woordenboek vind je: retour = terug naar de afzender of naar de plaats van vertrek.
Wat betekent nu ‘retourtermijn’?

Slide 17 - Open question

Maak van 'hopeloze' (al. 3) een tegenstelling door een ander achtervoegsel te gebruiken:

Slide 18 - Open question

Maak van 'waardevol' (al. 3) een tegenstelling door een ander achtervoegsel te gebruiken:

Slide 19 - Open question

In alinea 4 staat 'dat je er eerst drie nachtjes over slaapt'.
'Er een nachtje over slapen' is een uitdrukking.
Wat bedoelt de schrijver hiermee?
A
zorgen dat je uitgerust bent.
B
Niet meteen een beslissing nemen.
C
pas beslissen als je minimaal 10 uur hebt geslapen.
D
iemand om raad vragen

Slide 20 - Quiz

Welk synoniem voor 'aanschaf' (al. 4) staat in de tekst?
A
aanwinst
B
inkoop
C
aankoop
D
boodschap

Slide 21 - Quiz

Leg de figuurlijke betekenis uit van de titel
'Kat in de zak gekocht?'
A
Een kat kopen.
B
Je kans pakken
C
Als je extra voorzorgsmaatregelen wilt nemen.
D
Een miskoop doen.

Slide 22 - Quiz

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.
ondertussen
betaalde
voorbijgegaan
beseffen, beginnen te weten
verstreken
inmiddels
je realiseren
afrekende

Slide 23 - Drag question

Verbind de woorden uit de tekst met de juiste betekenis.
gebruikt
toestand
kopen
doet
aanschaffen
toepast
begaat
situatie

Slide 24 - Drag question

Vul de juiste vorm van het woord in: 'aanschaffen'

Sara heeft na lang sparen een nieuw skateboard ...

Slide 25 - Open question

Vul de juiste vorm van het woord in: 'realiseren'
Ik heb me niet ... dat pootje-over bij schaatsen zo lastig is.

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm van het woord in: 'situatie'

Er bestaan ... waarbij je door de grond wilt zakken.

Slide 27 - Open question

Vul de juiste vorm van het woord in: 'afrekenen'

Heb jij de boodschappen al ...?

Slide 28 - Open question

Vul de juiste vorm van het woord in: 'toepassen'

Ik vraag me af of ik deze formule goed heb ...

Slide 29 - Open question

Wat past in de zin?:

In een ... ben ik gisteravond alleen naar het zwembad gegaan.
A
aanschaffen
B
impuls
C
begaat
D
toepast

Slide 30 - Quiz

Wat past in de zin?:

Voordat mijn moeder een auto ..., maakt zij altijd een proefrit.
A
aanschaft
B
waardevol
C
begaat
D
toepast

Slide 31 - Quiz

Wat past in de zin?:

Wil je me waarschuwen voordat ik weer een domme actie ...?
A
inmiddels
B
waardevol
C
bega
D
toepast

Slide 32 - Quiz

Wat past in de zin?:

De uitverkoop is ... afgelopen, de nieuwe voorjaarscollectie hangt in de winkels.
A
inmiddels
B
waardevol
C
een kat in een zak kopen
D
toepast

Slide 33 - Quiz

Wat past in de zin?:

Mijn vader leert het ook nooit, hij heeft weer een ...
A
inmiddels
B
waardevol
C
kat in een zak gekocht
D
toepast

Slide 34 - Quiz

Wat past in de zin?:

De tip die jij mij gaf over dat goedkope abonnement is zeer ...!
A
inmiddels
B
waardevol
C
kat in een zak gekocht
D
toepast

Slide 35 - Quiz


Evaluatie:
  1. Wat was het lesdoel?
  2. Hoe ging het vandaag?
  3. Wat is het huiswerk:

Slide 36 - Slide

Huiswerk:

Maken opdrachten 1 t/m 4 (128-129)

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide