4.3 Omzet en winst (VWO 3)

4.3 Omzet en winst (VWO 3)
LV3d
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

4.3 Omzet en winst (VWO 3)
LV3d

Slide 1 - Slide

Planning 
- Terugblik paragaaf 4.2
- Uitleg paragaaf 4.3
- Aan de slag 
- Terugblik en afsluiting 

Slide 2 - Slide

timer
5:00
Kies een bedrijf en schrijf in tweetallen zoveel mogelijk kosten op die je kunt bedenken.

Slide 3 - Mind map

Leg het verschil uit tussen de inkoopwaarde van de omzet en de bedrijfskosten. Geef hierbij een voorbeeld.

Slide 4 - Open question

Wat gebeurt er met de inkoopwaarde als de omzet stijgt?

Slide 5 - Open question

Een machine is aangeschaft voor 200.000 euro. Na zes jaar levert de machine bij verkoop nog 20.000 euro op. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?

Slide 6 - Open question

Huiswerk maken! 
Ga aan de slag met de opdrachten van 4.2: 
- 14 en 15 horend bij leerdoel 1!
- 16 en 17 horend bij leerdoel 2!
- 19 en 20 horend bij leerdoel 3!
- 22 en 23 horend bij leerdoel 4! 

Slide 7 - Slide

Leerdoelen 4.3
- De omzet kunnen berekenen
- De kostprijs en verkoopprijs kunnen berekenen
- Prijs inclusief en exclusief BTW berekenen
- Bruto- en nettowinst berekenen

Slide 8 - Slide

Omzet berekenen
- Afzet en de prijs
- Verkoopwaarde of de totale opbrengst
- Omzet = afzet x verkoopprijs of TO = P x Q
- Bedrijven en omzet verhogen
- Verkoopprijs verhogen of de afzet 

Slide 9 - Slide

Een bedrijf heeft een afzet van 15000 stuks. De verkoopprijs is 20 euro. Wat is de omzet?

Slide 10 - Open question

Een bedrijf heeft een omzet van 20000 euro. De verkoopprijs is 20 euro per stuk. Wat is de afzet?

Slide 11 - Open question

Van kostprijs naar verkoopprijs
- Verkoopprijs bepalen aan de hand van kostprijs
- Kostprijs zijn de kosten om een product te maken
- Kostprijs = Constante kosten/ aantal producten + variabele kosten per product
- Stelt een bedrijf vast om vervolgens de verkoopprijs te bepalen 

Slide 12 - Slide

De constante kosten zijn 2000 euro. De variabele kosten zijn 30 cent per stuk. Wat is de kostprijs per product?

Slide 13 - Open question

Van kostprijs naar verkoopprijs
- Kostprijs naar verkoopprijs 
- Kosten terug verdienen en winst maken
- Winstmarge in ruil voor ondernemerschap (procenten)
- Inkomen of investeren
Verkoopprijs = Kostprijs + winstmarge

Slide 14 - Slide

De kostprijs is 80 cent. De ondernemer heeft een winstmarge doorgevoerd van 40 procent van de kostprijs. Wat is de verkoopprijs?

Slide 15 - Open question

BTW en accijns
- BTW (belasting over de toegevoegde waarde)
- Opgeteld bij de verkoopprijs
- Bedrijven dragen het af aan de belastingdienst
- Buitenbeschouwing van winst berekenen
- Drie tarieven van belasting (laag/midden/hoog)
- Accijns en milieuheffingen belastingen om gebruik te verminderen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

De prijs exclusief BTW is 200 euro. Het percentage BTW is 21%. Wat is de verkoopprijs inclusief BTW?

Slide 18 - Open question

De prijs inclusief BTW is 400 euro. Het percentage BTW is 9%. Wat is de verkoopprijs exclusief BTW?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Video

Een bedrijf verkoopt 1500 stuks tegen een prijs van 20 euro. De inkoopwaarde was 3000 euro en de bedrijfskosten 5000. Wat is de nettowinst?

Slide 21 - Open question

Huiswerk maken! 
Ga aan de slag met de opdrachten van 4.3: 
- 25 en 26 horend bij leerdoel 1!
- 29 en 30 horend bij leerdoel 2!
- 31 en 32 horend bij leerdoel 3!
- 34 en 35 horend bij leerdoel 4!
- 2 opdrachten uit rekentrainer H4 aan de hand van leerdoelencheck! 

Slide 22 - Slide

Leerdoelen 4.3
- De omzet kunnen berekenen
- De kostprijs en verkoopprijs kunnen berekenen
- Prijs inclusief en exclusief BTW berekenen
- Bruto- en nettowinst berekenen

Slide 23 - Slide

Terugblik en afsluiting
  • Terugblik paragaaf 4.2
  • Paragaaf 4.3 
  • Volgende les! (afronden 4.3 + rekentrainer)
  • Vragen? Opmerkingen? 

Slide 24 - Slide