jan 9 lezen afronden & pitfalls

Welcome CB3A
English class
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome CB3A
English class

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Startklaar
  • Telefoon in het Zakkie (voor binnenkomst)
  • Op je plek zitten 
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: gesloten laptop, boek A, map en pen (etui)

Boek openen: blz. 95 opgave 19, 20 & 21



timer
3:00

Slide 2 - Slide

Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan het welbevinden van leerlingen. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zitten startklaar en zijn bijvoorbeeld ingelogd in LessonUp en hebben hun JdW-map op tafel.
Nieuw jaar, nieuwe kansen
1. Voor de les/ binnenkomst:
  • Elkaar rustig groeten, gelijk zitten en volume is fluistertoon.
  • Mag alleen naar toilet als je niet van pauze komt. Mag je naar toilet --> 3 min
  • Tijdens de les mag niet naar toilet dus vraag ook niet.
2. Gedurende uitleg
  • Je bent stil en aan het luisteren.
3. Actief werken
  • Stilte: mag niet praten
  • Duo's: fluistertoon
4. Lesafsluiting:
  • Herhaling v/d les, vragen beantwoorden dus (nog) niet opruimen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Klassen afspraken/ Classroom rules
  1. Ik ben stil wanneer de docent spreekt of iets uitlegt.
  2. Ik toon respect naar mijn klasgenoten en docent, en zij ook naar mij.
  3. Ik luister naar de docent en volgt de instructie van de docent.
  4. Op mijn laptop ben ik alleen bezig met opdrachten voor de les.
  5. Ik ben actief bezig met de les en als ik een vraag heb steek ik mijn vinger op.
Afspraken niet nakomen: 2x waarschuwing --> 3e is eruit en terugkomen na de les voor gesprek.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
  • Leesvaardigheid: "Hacker's paradise"
  • Stappenplan teksten lezen
  • Waar ging de tekst over?
  • Hoe pak je een leesoefening/toets aan?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

1. oriënterend lezen

2. Vraag lezen en begrijpen

3. Leesstrategieën bepalen & toepassen
4. Tekst lezen + vraag beantwoorden
Stappenplan teksten lezen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lesson goals
By end of this class:
  1. I know what pitfalls are and can avoid them in a sentence.


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

What are you going to do?
  1. Discussing/correcting your reading exercise/homework
  2. Typing your answer: exercise 21
  3. Interactive: discussing what are pitfalls
  4. Pitfalls exercises
  5. Show what you learn!



Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Leesstratigieën 
Wat is een leesstrategie? = hoe je een tekst leest om een leesdoel te bereiken.

Manier van lezen
Doel
Wat je doet:
Voorbeeld
1. Oriënterend lezen
(voor het lezen)
Idee krijgen van de tekst (voorspellen)
Kijk naar titel, tussenkopjes, foto's.
Tekst uit:
boek, website
2. Globaal lezen / Skimmen 
Indruk krijgen van de hoofdzaken.
Koppen, tussenkoppen, begin van tekst lezen
Kranten, tijdschriften
3. Zoekend lezen / Scannen
Op zoek naar specifieke informatie.
Zoek naar sleutelwoorden: cijfers, namen etc.
recept (hoeveelheid bloem)
advertentie (prijzen)
4. Intensief lezen / Gedetaileerd lezen
Je wilt de hele tekst begrijpen. 
 Lees de hele tekst.
Leesboek, artikel, tekst

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking
Exercise 18c. 
  1. Because they wanted to impress visitors with it.
  2. Because that’s where the bank details of the rich gamblers were.
  3. So that the water temperature and quality could automatically be checked.
  4. Because operators almost never change the password.
  5. They showed jokes and song lyrics and warnings about zombies.
  6. Because the printers had a security flaw.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking
Exercise 19
  1. False
  2. False
  3. True
  4. True
  5. False
Exercise 20
  1. Treat - warning of something illegal
  2. obstacle - thing that blocks or hinders
  3. Gambler - someone risking money
  4. Target - the goal of an attack
  5. Connected - joined together
  6. Prankster - someone doing a practical joke
  7. Sign - a public notice
  8. Hardly ever - not very often
   

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Exercise 21

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Nabespreking
Exercise 21
Example: 
  • If I was a hacker I would try to hack the school system. I would try to change all the bad results I had on my tests. I would also try to change all the homework assignments. In that way I don’t have to do so much work.
   

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Lesson goals
  • I know what are pitfalls.
  • I can avoid pitfalls in sentences.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Interactief oefenen gedragsregels
  • Je geeft antwoord daarna maak je aantekeningen in je map
  • Je bent alleen in LessonUp, geen andere site;
  • Eigen naam gebruiken;
  • Je geeft antwoord zo snel mogelijk;
  • Je focus op de taak en volgt instructie;

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Interactief oefenen gedragsregels
  • Niet tekenen/ andere dingen  op whiteboard schrijven;
  • Seintje voor beginnen & antwoord laten zien
  • Oefening klaar? whiteboard schoonmaken & opzij
  • Je focus op de taak en volgt instructie;
  • Fluistertoon

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Pitfalls

Slide 17 - Mind map

This item has no instructions

Pitfalls (valkuilen)
  • your, you're
  • its, it's
  • whose, who's
  • their, they're, there
  • Deze woorden worden vaak door elkaar gebruikt omdat ze veel op elkaar lijken.
  • Dit zijn veelgemaakte fouten. 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions


  • Your/you're                             Your = jouw (bezittelijk) You're = you are 

  • Its/it's                                          Its = zijn/haar (bezittelijk)       It's = it is 



  • Whose/who's                    Whose = wiens (bezittelijk)     Who's = who is

  • Their/they're                      Their = hun (bezittelijk)            They're = they are            There = daar 
Pitfalls / Valkuilen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

you're - your
YOU'RE is een afkorting van you are (=jij bent of jullie zijn).
YOUR = jouw of jullie. Je gebruikt het om "bezit" aan te geven.

Example:
You're good at making videos.
When are you going to celebrate your birthday? (jouw verjaardag)
Is that your house? (jullie huis)

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

This is ............. book.
A
your
B
you're

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

He's from Amsterdam and .......... from The Hague.
A
your
B
you're

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

it's - its
it's is een afkorting van it is (=het is) of it has (=het heeft).
its zijn/haar. Je gebruikt het om "bezit" aan te geven.

Example:
Have you seen my bike? It's blue and has a pink bell.
The dog found its bone.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

What's the time? .......... ten past twelve.
A
its
B
it's

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Feel this plant; ........... leaves are very soft.
A
its
B
it's

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

whose - who's

Whose -> betekent van wie (bezittelijk voornaamwoord).
Who's is afkorting van "who is".

Example:
Whose party are you going to tonight?
Who's that girl on stage?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

.......... car is that? It's so cool!
A
Whose
B
Who's

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

............... that man over there?
A
Whose
B
Who's

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

their - there - they're
THEIR = hun. Je gebruikt het om "bezit" aan te geven.
THERE = daar of er.
THEY'RE is een afkorting van they are (=zij zijn).

Example:
Is this red building their house?
I'll be there in ten minutes.
My parents are not at home. They're at my grandparents.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

The dancers looked beautiful in ....... dresses.
A
they're
B
there
C
their

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

............... in the shopping mall right now.
A
They're
B
There
C
Their

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

I want to go back to New York one day. I loved it ................
A
they're
B
there
C
their

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Pitfalls oefenen
Wat: Pitfalls oefening maken
Hoe:  individueel --> 5 min. in stilte
         Duo's --> antwoorden bespreken na 5 minuten (fluistertoon)
Tijd: 10 minuten                Hulp: aantekeningen, docent
Klaar?: English Essential maken
Resultaat: klassikaal bespreken
timer
5:00

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Nabespreking
Exercise 1
  1. your
  2. your
  3. you're
  4. you're
Exercise 2
  1. They're
  2. their
  3. There
  4. They're
  5. Their
  6. there
Exercise 3
  1. Who's
  2. Whose
  3. Who's
  4. Who's
  5. Whose
Exercise 4
  1. it's
  2. its
  3. It's
  4. its
  5. it's

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Reading skills practice
  • English essential (somtoday --> leermiddelen)
  •  3x  lees (reading) oefening maken
  • Individueel
  • Klaar?: 3x listening, 3x grammar 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Pitfalls
Correct the sentences:
  1. You're/your the winner of the game.
  2. We went to london and stayed there/their/they're for two weeks.
  3. Whose/Who's dad is that?
  4. What's the time? It's/Its ten past twelve.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

jan 9 lezen afronden & pitfalls

Slide 37 - Slide

This item has no instructions