What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
les 2
4 HAVO M&O (les 2)
1 / 25
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
25 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
4 HAVO M&O (les 2)
Slide 1 - Slide
programma
1. Inleiding
2. Uitleg (herhaling winst en EV)
3. Kostenberekening, waarom doen we dat?
4. Opdracht 63 maken
5. Slot
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
doel van de les
Je weet na deze les:
Waar winst naar toegaat (eenmanszaak)
waarom het belangrijk is om je kosten te weten
Slide 4 - Slide
IJSHANDEL
Je koopt ijs voor 200 euro in en verkoopt het voor 500 euro?
Omzet - Kosten = Winst
Heb je dan (500-200) = 300 euro winst?
Nee!
Er zijn meer kosten dan alleen de inkoopkosten van jouw handelsproduct.
Loon personeel, huur parasol, etc.
Slide 5 - Slide
aan de slag
opgave 62
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
opgave 62
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Winst
Als je winst maakt, heb je geld verdient met jouw onderneming.
Er zit meer geld in de onderneming en dan is het ook meer geld waard geworden.
Winst laat EV stijgen.
Geld dat verdwijnt uit de onderneming laat het EV dalen
Slide 11 - Slide
Kosten
Bezit = EV + VV + (Opbrengst - Kosten)
Wat doen kosten?
Wat doet omzet?
Hoe maak je winst?
Stel (nu Eenmanszaak)
Je verkoopt
3
smartphones voor € 150 pst.
De inkoop van de 4 smartphones was € 200
Bij de oprichting van de eenmanszaak stop je 200 euro in de zaak
Wat is de winst?
Opbrengsten
Kosten
Winst = Opbrengsten - Kosten
Slide 12 - Slide
kosten
Als je de omzet weet en de KOSTEN dan kun je de winst uitrekenen.
Kosten bepalen dus (samen met omzet) de winst.
Om iets te maken heb je productiemiddelen nodig (arbeid, kapitaal, natuur, ondernemerschap)
Focus op arbeid en kapitaal
Slide 13 - Slide
kosten
Kapitaal, staat op de balans (bezit, productiemiddel)
Arbeid (staat niet op de balans, productiemiddel)
Het
gebruik
van arbeid en kapitaal kost geld (loon betalen, productiemiddelen slijten,
afschrijvingskosten
)
Waarom moet je jouw kosten weten?
Kostprijs berekenen, resultaatbepaling, het nemen van beslissingen
Slide 14 - Slide
aan de slag
opgave 63 (10 minuten)
in duo's
Slide 15 - Slide
Timing is alles
In de praktijk van het ondernemen lopen de momenten van uitgaven niet gelijk aan de momenten van kosten.
Stel je huurt een pand voor 1.200 per kwartaal. De huur voor het kwartaal dat volgt betaal je VOOR de eerste dag van een nieuw kwartaal
Je wil iedere maand weten of je winst maakt.
Dan moet je weten wat de huur per maand is.
Wat doe je? 1.200 / 3 maanden = 400 per maand (huurkosten per maand)
Je hebt in maand 1: 400 euro kosten en 1.200 euro uitgaven
Je hebt in maand 2 en 3: 400 euro kosten per mnd en 0 euro uitgaven
Slide 16 - Slide
Timing is alles
Als je een overeenkomst sluit (stel je huurt een gebouw), dan heb je een betalingsverplichting.
Een betaling moet altijd voor een bepaald moment worden gedaan.
tijdstipgrootheid
Het bepalen van winst (per maand, per kwartaal of per jaar) is een
periodegrootheid
Dit botst en je zult wat moeten doen om de puzzel op te lossen.
Het tijdstip waarop je de kosten betaalt is niet relevant voor de kosten in een periode!
Slide 17 - Slide
Permanentie
Het toerekenen van kosten en opbrengsten aan een periode: PERMANENTIE
Door permanentie kan een ondernemer altijd (permanent) zijn resultaat (winst of verlies) berekenen en bepalen.
Door permanentie krijg je
overlopende posten
op de balans (vooruitbetalingen en vooruitontvangsten)
Slide 18 - Slide
Een bestelbus kost 10.000, op het moment van betalen maak ik die 10.000 aan kosten
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quiz
De maandhuur zijn kosten
A
juist
B
onjuist
C
geen van beide
Slide 20 - Quiz
Vooruitbetaalde huur is een voorbeeld van een kostenpost
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quiz
Permanentie
A
het toerekenen van kosten aan een juiste periode
B
het toerekenen van uitgaven aan de juiste periode
C
altijd inzicht hebben in jouw resultaat
D
altijd inzicht hebben in jouw uitgaven
Slide 22 - Quiz
Uitgaven en kosten hebben een vaak een mismatch in tijd
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quiz
aan de slag
64, 65 en 66 (20 min)
nakijken
klassikaal: 67
Slide 24 - Slide
slot
Wat heb je geleerd deze les?
Wat had je willen leren en is nu niet aan bod gekomen?
Slide 25 - Slide
More lessons like this
les 3
January 2018
- Lesson with
31 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
les 4
February 2018
- Lesson with
27 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
les 3
November 2016
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
6.1 Hoe produceer je?
December 2017
- Lesson with
34 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
les 2
November 2016
- Lesson with
11 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
6.1 Hoe produceer je?
November 2018
- Lesson with
34 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t, mavo
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
bedrijf starten _ hoofdstuk 3
April 2022
- Lesson with
40 slides
Economie
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
3.1 Wat kost het?
August 2018
- Lesson with
41 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld