GS GM3 3.5 Herhalingsquiz

Geschiedenis - Gemengd/Mavo 3
Herhalingsquiz
1 / 52
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Geschiedenis - Gemengd/Mavo 3
Herhalingsquiz

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je weet waardoor veel mensen in het Interbellum een sterke leider voor hun land wilden.
  • Je weet hoe het leven in de Sovjet-Unie was in het Interbellum. 
  • Je weet wat de situatie in Duitsland is na de Tweede Wereldoorlog. 
  • Je weet de overeenkomsten en verschillen tussen het fascisme en het nationaal-socialisme.
  • Je weet waarom Duitsland hard werd geraakt door de economische wereldcrisis. 
  • Je weet waarom veel Duitsers in Hitler een goede en sterke leider zagen. 
  • Je weet op welke manier de Nazi's en Hitler probeerden mensen te overtuigen van hun ideeën.
  • Je weet wat er gebeurde met tegenstanders van de Nazi's en Hitler. 
  • Je weet wat de gevolgen waren van de Beurskrach in Nederland.
  • Je weet hoe de samenleving in Nederland invloed had op de opkomst van het fascisme. 

Slide 2 - Slide

Verheerlijking van het leger.
A
Nationalisme
B
Mobilisatie
C
Wapenwedloop
D
Militarisme

Slide 3 - Quiz

Het gebruiken van geweld of het dreigen met geweld tegen de eigen bevolking door de eigen overheid.
A
Fascisme
B
Terreur
C
Totalitair regime
D
Nationaalsocialisme

Slide 4 - Quiz

Interbellum.
A
Periode tussen de 1e en 2e Wereldoorlog.
B
Periode vanaf het begin van de 1e Wereldoorlog.
C
Periode vanaf de 2e Wereldoorlog.
D
Periode van de 1e en 2e Wereldoorlog samen.

Slide 5 - Quiz

Trots zijn op eigen volk.
A
Militarisme
B
Fascisme
C
Nationalisme
D
Nationaalsocialisme

Slide 6 - Quiz

Één persoon of een kleine groep heeft alle macht in een land.
A
Fascisme
B
Dictatuur
C
Totalitair regime
D
Nationaalsocialisme

Slide 7 - Quiz

In 1917 werd de tsaar verdreven en kwamen de communisten aan de macht.
A
Russische Revolutie
B
Verdrag van Versailles
C
Republiek Weimar
D
Volkenbond

Slide 8 - Quiz

Wie zie je hier?
A
Marx
B
Stalin
C
Lenin
D
Hitler

Slide 9 - Quiz

Vijanden van Stalin, of mensen waarvan Stalin dacht dat ze te machtig werden, gingen naar...
A
het buitenland
B
Zwitserland
C
Strafkampen
D
Concentratiekampen

Slide 10 - Quiz

Wie zie je hier?
A
Marx
B
Stalin
C
Lenin
D
Mussolini

Slide 11 - Quiz

Waarom waren er showprocessen?
A
Om te doen alsof Stalin beter was dan anderen.
B
Om te doen alsof er eerlijke rechters waren.
C
Zodat mensen konden zien wat voor slechterikken er waren.
D
Zo kon Stalin nog meer mensen laten wegvoeren.

Slide 12 - Quiz

Het samenvoegen door de overheid van kleinere bedrijven om er één groot bedrijf van te maken.
A
Collectivisatie
B
Planeconomie
C
Fuseren
D
Multinational

Slide 13 - Quiz

De overheid bepaalde hoeveel er van wat werd geproduceerd voor de komende jaren.
A
Collectivisatie
B
Planeconomie
C
Vrije markt
D
Communisme

Slide 14 - Quiz

Wie was er aan de macht in Duitsland voor het einde van de Eerste Wereldoorlog?
A
De keizer
B
Een dictator
C
Een president
D
Een koning

Slide 15 - Quiz

Wat is de dolkstootlegende?
A
De Duitse Keizer was verraden door...
B
Volkenbond zonder Duitsland...
C
Republiek Weimar was verraden door...
D
Duitse leger was verraden door...

Slide 16 - Quiz

Wat stond NIET in het Verdrag van Versailles?
A
Gebieden afstaan
B
Duitsland opgedeeld in vier stukken
C
Demilitarisatie
D
Leger van 100.000 man

Slide 17 - Quiz

Wat was de voornaamste reden voor de economische problemen van Duitsland na de Eerste Wereldoorlog?
A
Keizer was gevlucht
B
Koloniën afstaan
C
Duitsland was een democratie
D
Herstelbetalingen

Slide 18 - Quiz

Waardoor ontstond er hyperinflatie in Duitsland?
A
Duitsland drukte geld bij door Franse invasie.
B
Brood werd opeens veel en veel duurder.
C
Hitler had geprobeerd de macht te grijpen.
D
Geld daalde enorm in waarde.

Slide 19 - Quiz

In welk jaar was er hyperinflatie?
A
1919
B
1923
C
1924
D
1933

Slide 20 - Quiz

Wat was de oplossing voor Duitsland na de hyperinflatie en crisis?
A
Beurskrach
B
Marshallplan
C
Staatsgreep
D
Dawesplan

Slide 21 - Quiz

Wat wilde Hitler bereiken met Duitsland en het Duitse volk?
A
Lebensraum
B
Europa veroveren
C
Antisemitisme
D
Heim ins Reich

Slide 22 - Quiz

Waar was Mussolini de leider van?
A
Italiaanse fascisten
B
Franse fascisten
C
Duitse nationaalsocialisten
D
Oostenrijkse nationaalsocialisten

Slide 23 - Quiz

Fascisme
Nationaal-Socialisme
Allebei
Één sterke leider
Nationalisme
Leger heropbouwen
Rassenleer
Geweld is een goed middel

Slide 24 - Drag question

De aandelenmarkt in Amerika stort in.
A
Dawesplan
B
Marshallplan
C
Economische crisis
D
Beurskrach

Slide 25 - Quiz

Wanneer was de Beurskrach?
A
1919
B
1924
C
1929
D
1933

Slide 26 - Quiz

Wat was GEEN gevolg van de Beurskrach?
A
Dawesplan stopgezet
B
Wereldwijde crisis
C
Armoede en werkloosheid
D
Minder stemmen voor NSB en NSDAP

Slide 27 - Quiz

Welke mensen werden blij van welke belofte van Hitler?
Werklozen
Ondernemers
(Oud-)soldaten
Groot en sterk leger
Communisme bestrijden
Banen creëren

Slide 28 - Drag question

In welk jaar werd Hitler bondskanselier?
A
1924
B
1929
C
1933
D
1939

Slide 29 - Quiz

In welk jaar was de Rijksdagbrand?
A
1924
B
1929
C
1933
D
1939

Slide 30 - Quiz

Wat was een gevolg van de Rijksdagbrand?
A
Communisten in Duitsland opgepakt
B
Hitler werd afgezet als bondskanselier
C
Het Duitse parlement werd ontbonden
D
Marinus van der Lubbe werd vrijgesproken

Slide 31 - Quiz

Waarom was de Rijksdagbrand voor de nazi's een positieve gebeurtenis?
A
Ze konden met het leger de macht grijpen
B
Nu konden ze de Joden de schuld geven
C
Hitler vroeg om meer macht via noodwet
D
Er was nu geen parlement meer

Slide 32 - Quiz

Leerlingen leerden op school al van jongs af aan de ideeën van de nazi's. Welk begrip past hier het beste bij?
A
Totalitaire samenleving
B
Propaganda
C
Hitlerjugend
D
Gelijkschakeling

Slide 33 - Quiz

Wat is GEEN vorm van discriminatie?
A
Joden mochten niet met Duitsers trouwen
B
Joden mochten niet meer naar alle scholen
C
Duitse kinderen lid van Hitlerjugend of BDM
D
Duitsers konden legaal Joden pesten

Slide 34 - Quiz

Wat is gelijkschakeling?
A
Organisaties hadden een nazi als leider
B
Censuur én propaganda
C
Hitlerjugend en BDM
D
Indoctrinatie

Slide 35 - Quiz

Wat is de SS?
A
Knokploeg van de NSDAP
B
Propagandamachine van de nazi's
C
Geheime politie
D
Hitlers persoonlijke leger

Slide 36 - Quiz

1919
1923
1924
1929
1933
Hitler Rijkskanselier
Mislukte staatsgreep Hitler
Beurskrach
Rijksdagbrand
Hyperinflatie
Dawesplan
Verdrag van Versailles
Frankrijk valt Ruhrgebied binnen
Hitler is dictator

Slide 37 - Drag question

De nazi's vonden dat de Duitsers een beter volk waren dan anderen en dat er een rangorde was qua rassen.
A
Holocaust
B
Antisemitisme
C
Kristallnacht
D
Rassenleer

Slide 38 - Quiz

De Joden waren volgens de nazi's een ziekte voor het Duitse volk. Waar past deze mening bij?
A
Holocaust
B
Antisemitisme
C
Kristallnacht
D
Rassenleer

Slide 39 - Quiz

Waar zie je op de achtergrond een voorbeeld van?
A
Holocaust
B
Antisemitisme
C
Kristallnacht
D
Rassenleer

Slide 40 - Quiz

Wie is deze man?
A
Chamberlain
B
Colijn
C
Britse minister-president
D
Franse minister-president

Slide 41 - Quiz

Van welke politiek is Chamberlain bekend?
A
Aanpassingspolitiek
B
Appeasement
C
Anschluss
D
Harmoniemodel

Slide 42 - Quiz

Van welke politiek is Colijn bekend?
A
Aanpassingspolitiek
B
Appeasement
C
Anschluss
D
Harmoniemodel

Slide 43 - Quiz

Wie was Colijn?
A
Nederlandse minister-president
B
Franse minister-president
C
Britse minister-president
D
Duitse minister-president

Slide 44 - Quiz

Twee keer op een dag moesten werklozen naar een kantoor om een stempel op te halen, waarom?
A
Steunuitkering krijgen
B
Om de eigen zuil te steunen
C
Vanwege de aanpassingspolitiek
D
Zwart werken tegen gaan

Slide 45 - Quiz

Kanalen graven, bossen aanleggen, moerassen ontginnen, publieke gebouwen maken. Voorbeelden van?
A
Verzuiling
B
Werkverschaffing
C
Aanpassingspolitiek
D
Steunuitkering

Slide 46 - Quiz

Iedere groep ging om met zijn eigen mensen met zijn eigen clubs en organisaties.
A
Verzuiling
B
Werkverschaffing
C
Aanpassingspolitiek
D
Harmoniemodel

Slide 47 - Quiz

Welke groep was niet één zuil?
A
Socialisten
B
Confessionelen
C
Liberalen
D
Katholieken

Slide 48 - Quiz

Wie is deze man?
A
Chamberlain
B
Mussert
C
Drees
D
Colijn

Slide 49 - Quiz

Waarom werd de NSB nooit heel populair in Nederland?
A
Verzuiling
B
Werkverschaffing
C
Aanpassingspolitiek
D
Harmoniemodel

Slide 50 - Quiz

Chamberlain, de loser, heet Neville met zijn voornaam. Welke loser heet nog meer zo?
A
Marcel Lubbermans uit Harry Potter (Engels)
B
Voornaam van Gollum van Lord of the Rings
C
Hammond, de eigenaar van Jurassic Park
D
Tweede naam Jar Jar Binks van Star Wars

Slide 51 - Quiz

Wat vond je van deze les? Heb je nog tips?

Slide 52 - Open question