Retailmarketing en Retaillandschap H5 t/m 8

Retailmarketing en Retaillandschap
Hoofdstuk 5 t/m 8
1 / 24
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Retailmarketing en Retaillandschap
Hoofdstuk 5 t/m 8

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is het minst flexibele marketinginstrument?
A
Prijs
B
Product
C
Plaats
D
Personeel

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

In welke winkelomgeving is de bereikbaarheid met de auto heel belangrijk en spelen ook transportmogelijkheden een belangrijke rol?
A
Buurtwinkelcentrum
B
Wijkwinkelcentrum
C
Stadswinkelcentrum
D
Winkelgebied buiten de stad

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Klanten gaan naar verschillende winkelcentra met verschillende doelen. welke functies heeft een winkelcentra?

Slide 4 - Open question

Boodschappen doen
vergelijkend winkelen
shoppen
De productmix bestaat uit: assortiment, merk en verpakking.
Wat is het vierde onderdeel van de productmix?
A
Houdbaarheid en bederf
B
Transport en levering
C
vorm en kleur
D
Service en garantie

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke vormen van prijsbelevingen zijn er?

Slide 6 - Open question

Goedkoop-duurbeleving
kwaliteitsbeleving
statusbeleving
voordeelbeleving
psychologische beleving
Welke vorm van prijsbeleving wordt omschreven?
Een T-shirt van € 9,99 wordt als goedkoper ervaren dan een T-shirt van € 10,00
A
Goedkoop-duurbeleving
B
Kwaliteitsbeleving
C
Voordeelbeleving
D
Psychologische prijsbeleving

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van prijsbeleving wordt omschreven?
Sommige artikelen leveren je een bepaalde eigenwaarde op. Hiervoor ben je bereid meer te betalen.
A
Goedkoop-duurbeleving
B
Kwaliteitsbeleving
C
Statusbeleving
D
Psychologische prijsbeleving

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van prijsbeleving wordt omschreven?
De prijs die je in je hoofd hebt voor een bepaald product, bepaalt of je de uiteindelijke prijs als hoog of laag ervaart.
A
Goedkoop-duurbeleving
B
Kwaliteitsbeleving
C
Statusbeleving
D
Voordeelbeleving

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Van welke vorm van promotie is dit een voorbeeld?
A
Sponsoring
B
Salespromotion
C
Publiciteit
D
Persoonlijke verkoop

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Noem een voordeel van reclame maken op social media + een voorbeeld.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Noem een eis waaraan het personeel aan moet voldoen.

Slide 13 - Open question

1. kennis
2. vaardigheden
3. houding
Leg uit wat runshopping is

Slide 14 - Open question

Snel gericht boodschappen doen.
In een soapserie op tv is altijd een bepaald merk chips te zien.
Van welke manier van beïnvloeden is hier sprake?
A
Manipuleren
B
Indoctrineren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een belangrijk voordeel van onlinereclame ten opzichte van traditionele reclame? Kies de juiste antwoorden.
A
Je hebt een groter bereik
B
Je kunt direct met je doelgroep communiceren
C
Je kunt resultaten beter meten
D
Je hebt te maken met eenmalige advertentiekosten

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Reclame kun je indelen in verschillende mediavormen. Welke weet je nog?

Slide 17 - Open question

1. Etherreclame
2. persreclame
3. point of sales-reclame
4. direct mail
5. online reclame
Welke van de volgende vragen is de beste vraag om een consumentenbehoefte in kaart te brengen?
A
Welke type wijn heeft uw voorkeur: rode of witte wijn?
B
Bent u een frequente drinker?
C
Op welk momenten drinkt u graag wijn?
D
Bent u een gelegenheids- of een gewoontedrinker?

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Lars richt zich met zijn sportwebwinkel op Marokkaanse jongeren in de leeftijd van 15 tot en met 25 jaar, die mee willen gaan met de laatste trends op sportgebied.

Op welke kenmerken is de markt ingedeeld in dit voorbeeld? Kies de juiste antwoorden.
A
Geografische kenmerken
B
Demografische kenmerken
C
Psychologische kenmerken
D
Culturele kenmerken

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat was ook alweer nichemarketing?

Slide 20 - Open question

Marketing gericht op een detail van de branche. Bijvoorbeeld een 'baardenkapper' zijn of een kapper die speciaal gericht is op afro kapsels. 
Een hobbywinkel richt zich op liefhebbers van treinen.

Welke marketingstrategie is hier gekozen?
A
Geconcentreede-marktstrategie
B
Gedifferentieerde-marktstrategie
C
Ongedifferentieerde-marktstrategie

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een sterkte in een SWOT-analyse?
A
De concurrentie is de laatste jaren afgenomen.
B
Er is een positief bedrijfsresultaat geboekt.
C
Er is een potentiële groeimarkt voor duurzame producten.

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat doe je bij benchmarking?
A
Je brengt de sterkten en zwakten van je bedrijf in kaart
B
Je vergelijkt je prestaties met die van concurrenten
C
Je onderzoekt de groeikansen en -mogelijkheden
D
Je analyseert de trends in de macro-omgeving

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een niet-visueel onderdeel van een brand?
Kies de juiste antwoorden.
A
Slogan
B
Missie
C
Waarden
D
Huisstijl

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions