This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.
Items in this lesson
Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het alleen om een gedragsregel?
A
A. Je gaat naar school
B
Automobilisten gaan opzij als er een ambulance aankomt
C
Iemand die van rechts komt, geef je voorrang
D
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw.
Slide 1 - Quiz
Je rijdt in een auto en een voetganger staat op het punt om over te steken bij een zebrapad. Je stopt niet. Ben je nu strafbaar?
A
Ja, je overtreedt een wet
B
Ja, je overtreedt een ongeschreven gedragsregel
C
Nee, bij zebrapaden ben je niet verplicht om te stoppen
D
Nee, je overtreedt alleen een gedragsregel.
Slide 2 - Quiz
Een ander woord voor de maatschappij is:
A
belangengroep.
B
sociale omgeving
C
overheid
D
samenleving
Slide 3 - Quiz
Wetten gelden voor iedereen in de maatschappij. Geldt dat ook voor gedragsregels? Leg je antwoord uit met een voorbeeld.
Slide 4 - Open question
Het leren van dingen heeft het meeste te maken met de …………… die we hebben. Om welke bindingen gaat het hier?
A
gevoelsbindingen
B
economische bindingen
C
kennisbindingen
D
politieke bindingen.
Slide 5 - Quiz
Leg in je eigen woorden uit wat ‘sociale cohesie’ is.
Slide 6 - Open question
De kranten en het journaal berichten over de toename van plofkraken bij geldautomaten. Over welk kenmerk van een maatschappelijk probleem gaat het hier?
A
De politiek bemoeit zich ermee.
B
Er zijn verschillende meningen over de oorzaak.
C
Het krijgt veel aandacht in de media
D
Veel mensen hebben er last van.
Slide 7 - Quiz
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘criminaliteit’?
A
Asociaal gedrag waar andere mensen last van hebben.
B
Alle overtredingen van wetsregels.
C
Alle misdrijven die in de wet staan
D
Alle overtredingen van wetsregels waarbij materiële of niet-materiële schade is ontstaan.
Slide 8 - Quiz
Als je bent aangehouden voor een overtreding schrijft de …………. een proces-verbaal.Wat is weggelaten in deze zin?
A
officier van justitie
B
rechter
C
politie
D
verdachte
Slide 9 - Quiz
Een proces-verbaal is een verslag over:
A
de schade na het misdrijf
B
het misdrijf en de verdachte
C
de rechtszaak
D
de beslissing van de officier van justitie
Slide 10 - Quiz
Welke combinatie is juist?
A
Politie - verdachte verdedigen
B
Verdachte - aanklacht voorlezen
C
Officier van justitie - het proces-verbaal schrijven
D
Rechter - straf bepalen
Slide 11 - Quiz
Welke rol heeft de officier van justitie tijdens de rechtszaak?