VH Mv van ZN

meervoud van zelfstandig naamwoorden
ski in meervoud= 
ski's????
skies????
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

meervoud van zelfstandig naamwoorden
ski in meervoud= 
ski's????
skies????

Slide 1 - Slide

herhaling
In hoofdstuk 3 heb je geleerd:
meervoud van ZN op- en
stoel- stoelen
vlag-vlaggen
bel- bellen
schijf-schijven
muis-muizen

Slide 2 - Slide

OP - EN
Soms moet er een letter bij:
vlag-vlaggen (niet vlagen)
bom-bommen (niet bomen)
Soms verandert een letter:
duif- duiven en sluis- sluizen

Slide 3 - Slide

meervoud van 'spinnenweb'
A
spinneweben
B
spinnenweben
C
spinnenweppen
D
spinnenwebben

Slide 4 - Quiz

meervoud van 'handtas'
A
handentas
B
handtasen
C
handtasjes
D
handtassen

Slide 5 - Quiz

Meervoud van 'bibliotheek'
A
bibliotheken
B
bibliotheeken
C
bibliotheeks
D
bibliothekken

Slide 6 - Quiz

meervoud op iën, ieën, eën
klemtoon op -ie- dan + ën
pandemie= pandemieën 
klemtoon niet op laatste klank dan +n en trema op e
bacterie= bacteriën
idee= +ën= ideeën 
ree=+ën= reeën

Slide 7 - Slide

Meervoud van 'allergie'

A
allergiën
B
allergieën
C
allergies

Slide 8 - Quiz

meervoud van 'knie'
A
kniën
B
knies
C
knieën

Slide 9 - Quiz

Meervoud van 'moskee'
A
moskeën
B
moskees
C
moskeeën

Slide 10 - Quiz

H4 Meervoud op - s
bezem- bezems
vakantie- vakanties
café- cafés
Na de letters -e- of ee, ie, oo, au, ui, eu (tweeklank) schrijf je -s- altijd VAST.
horloge-horloges
chimpansee-chimpansees
etui-etuis

Slide 11 - Slide

meervoud met 's
Woorden die eindigen op:

-a
-i
-o
-u
y  schrijf je met 's

Slide 12 - Slide

meervoud van 'ski'
A
ski's
B
skiën
C
skies

Slide 13 - Quiz

meervoud van 'pyjama'
A
pyjama's
B
pyjamas
C
pyjamaas

Slide 14 - Quiz

Meervoud van 'kilo'
A
kiloos
B
kilo's
C
kilos

Slide 15 - Quiz

meervoud van 'mango'
A
mangoos
B
mango's
C
mangos

Slide 16 - Quiz

meervoud van 'kiwi'
A
kiwis
B
kiwies
C
kiwi's

Slide 17 - Quiz

meervoud van 'radio'
A
radios
B
radio's
C
radioos

Slide 18 - Quiz

meervoud van 'milieu'
A
milieujen
B
milieu's
C
milieus

Slide 19 - Quiz

meervoud van 'paraplu'
A
parapluus
B
paraplus
C
paraplu's

Slide 20 - Quiz

meervoud met -'s
afkortingen in het meervoud schrijf je met 's:

tv's
EK's

Slide 21 - Slide

zelfstandig werken
Maak opdr 1 t/m 4 en 6 op blz 124 en 125

Slide 22 - Slide