Futur simple

Voorbereiding TW2
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolWOStudiejaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Voorbereiding TW2

Slide 1 - Slide

Présent & Passé Composé van 
  1. Savoir 
  2. faire
  3. Aller

Slide 2 - Slide

WW savoir in de pr. / pc
Je sais                             J'ai su
Tu sais                             Tu as su
Il sait                                 Il a su
Nous savons                 Nous avons su
Vous savez                     Vous avez su
Ils savent                         Ils ont su

Slide 3 - Slide

Futur simple van: 
Werkwoorden op:
  1.  ER (bijv: écouter; chanter, jouer etc....)
  2. IR ( Sortir; finir; réussir.)
  3. aller

Slide 4 - Slide

Wanneer wordt de Futur simple gebruikt?

Slide 5 - Open question

Hoe vervoeg je een werkwoord die op Er eindigt in de futur? Leg uit.

Slide 6 - Open question

De futur simple van onregelmatig werkwoorden. AVOIR-ALLER-ÊTRE

Slide 7 - Open question

FUTUR SIMPLE VAN DE
 ONR. WERKWOOORDEN
  1. ALLER          (IR + uitgang  ---------> j'irai au stade. ( Ik zal naar het stadium gaan)
  2. FAIRE            (Fer + uitgang --------> Il fera du sport? ( Hij zal sporten)
  3. AVOIR            ( Au + uitgang --------> Vous aurez une  visite. (Jullie zullen een bezoek hebben)
  4. ÊTRE              ( Ser + uitgang -------> Je serai à l'école. (Ik zal op de school zijn).

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

vervoeg de volgende WW in de futur.
Nous (aller); Elle(avoir);Ils (être); Mon père ( faire)

Slide 10 - Open question