Beide chromatiden van 1 chromosoom breken op dezelfde plaats. Het gebroken stuk van het ene DNA-molecuul komt aan andere, en omgekeerd. Wat is het resultaat na celdeling?
A
Er ontstaan 2 cellen met 46 precies gelijke DNA-moleculen.
B
Er ontstaan 2 cellen met 46 DNA-moleculen. De ene cel heeft meer DNA dan de andere.
C
Er ontstaan een cel met 45 en een cel met 47 DNA moleculen.
Slide 7 - Quiz
De hoeveelheid DNA in rustende lichaamscel = x Een tijd later vindt mitose plaats in deze cel. Hoeveel DNA bevat de cel tijdens de anafase.
A
1/2 x
B
x
C
2x
D
dat kun je niet weten
Slide 8 - Quiz
Rustende cel : DNA=x
rustend = Go
Later vindt mitose plaats, dus cel gaat de celcyclus in en start met G1 en daarna de S-fase.
Tijdens S-fase: DNA replicatie, dus x --> 2x
Dan mitose, en bij Anafase heeft de cel zich nog niet gedeeld, dus nog steeds 2x
Slide 9 - Slide
Wat zien we hier?
A
2 zusterchromatiden
B
2 homologe chromosomen
Slide 10 - Quiz
Wanneer is dit karyogram gemaakt?
A
Vlak voor de celdeling
B
Vlak na de celdeling
C
Kan je niet weten
Slide 11 - Quiz
Profase
Metafase
Anafase
Telofase
Interfase
Slide 12 - Drag question
Welke fasen van de celcyclus worden bedoeld bij I, II en III?
I: In deze fase worden de meeste organellen bijgemaakt II: Aan het eind van deze fase bestaat een chromosoom uit 2 chromatides III: In deze fase worden de enzymen voor de DNA-replicatie gemaakt
A
I= G1, II= M en III=S
B
I=G1, II=S en III=G2
C
I=G2, II=S en III=G1
D
I=G2, II=M en III=S
Slide 13 - Quiz
Kanker (ongecontroleerde celdeling)
Slide 14 - Slide
Hoe komt het dat chemotherapie juist bij jonge kinderen veel bijwerkingen heeft?
A
Veel cellen zijn in de Go- fase van de celcyclus
B
Veel cellen zijn in de G1-fase van de celcyclus
C
Veel cellen zijn in de S-fase van de celcyclus
D
Veel cellen zijn in de G2-fase van de celcyclus
Slide 15 - Quiz
Cisplatine = cytostaticum. Door binding van cisplatine kan het DNA niet meer verdubbelen. Welke fase van de celcyclus wordt dan verstoord?