a) Ze wilden bij het graf gaan kijken (vs. 1)
b) De aarde begon hevig te beven (vs. 2)
c) Er zat een engel, lichtend als bliksem en gekleed in sneeuwwit op de weggerolde grafsteen (vs. 2,3)
d) Jezus is hier niet, Hij is opgestaan! (vs. 6)
e) Het lege graf (vs. 6)
f) Ze verlaten haastig het graf om het Jezus’ leerlingen te vertellen (vs.8)
g) Ze lopen naar Hem toe, grijpen Zijn voeten vast en bewijzen Hem eer (vs. 9)
h) Ze zien Hem als hun Messias, hun Redder, hun Heer.
i) Vrouwen werden in die tijd en cultuur nooit als getuigen gerekend. Een getuigenis van vrouwen telde niet.