Retail en styling; herhaling van H 1, 2 en 3

Retail en styling 

herhaling van H 1, 2 en 3
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Retail en styling 

herhaling van H 1, 2 en 3

Slide 1 - Slide

Een ander woord voor consument is:

Slide 2 - Open question

Producten kunnen goederen of diensten zijn. Wat is het verschil?

Slide 3 - Open question

Wat is een doelgroep?
A
Klanten met dezelfde leeftijd
B
Klanten met dezelfde kenmerken
C
De klanten die bij je komen kopen
D
Klanten die jou producten leuk vinden

Slide 4 - Quiz

Wat zijn de voordelen van een webshop?

Slide 5 - Open question

De marketingmix (de 6 p's)
Hoe krijg je aandacht voor het product?
Op welke manier maak je reclame?
Wat wordt er verkocht?
Welke merken?
Uitgebreid assortiment?
Hoe wordt het verpakt?
Hoe worden producten gepresenteerd?
Hoe staan ze uitgestald?
Hoe ziet de etalage eruit?
Wat voor mensen werken er?
Zijn ze deskundig, beleefd en servicegericht?
Welke prijs krijgt het?
Hoge prijs en luxe imago?
Of juist budgetprijzen?
Welke kortingsacties?
Waar is het te koop?
Via internet of in de winkel?
In stadscentrum of daarbuiten?
Prijs
presentatie
product
personeel
plaats
promotie

Slide 6 - Drag question

Wat is de betekenis van het woord
Branches?
A
alle bedrijven in eenzelfde vakgebied/bedrijfstak
B
succes
C
begrijpt goed
D
zonder iets te doen

Slide 7 - Quiz

Winkel waar artikelen uit allerlei branches worden verkocht
Winkel met lagere inrichting, sobere inrichting en weinig service
Winkel waar een grote verscheidenheid aan levensmiddelen wordt verkocht 
Winkel met een klein aantal assortimentsgroepen waarbij het assortiment diep en smal is
Een winkel in een winkel
Tijdelijke winkel
Warenhuis
Discounter
Supermarkt
Speciaalzaak
Pop-up store
Shop-in-shop

Slide 8 - Drag question

Noem twee productgroepen bij de HEMA

Slide 9 - Open question


De Gamma (bouwmarkt) heeft een....... assortiment
A
breed+ondiep
B
breed+ diep
C
smal +diep
D
smal+ondiep

Slide 10 - Quiz

Wat voor assortiment?
A
breed en diep
B
smal en diep
C
breed en ondiep
D
smal en ondiep

Slide 11 - Quiz


Een kaaswinkel heeft een....... assortiment
A
breed+ondiep
B
breed+ diep
C
smal +diep
D
smal+ondiep

Slide 12 - Quiz